Volgens het Algemeen Dagblad heeft een woordvoerster van staatssecretaris Wouter Bos van Financien bevestigd dat de Groen Beleggen regeling gespaard blijft in de belastingherziening.
Op 7 april jl. heeft de staatssecretaris aan de Kamer een notitie toegezegd die rond 1 juni aan de Kamer zal worden aangeboden over onder meer een reddingsvoorstel voor het groen beleggen. In het huidige wetsvoorstel voor de belastingherziening wordt groen beleggen namelijk niet echt aantrekkelijk meer. De Nederlandse Vereniging van Banken heeft zelf een voorstel gemaakt en deze aan de 1e Kamer gestuurd.
Overigens zal naast groen beleggen ook duurzaam/ethisch beleggen aantrekkelijk gemaakt worden in het nieuwe voorstel. Dit zal extra aandacht geven voor deze website!
Hieronder treft u de mededelingen van Bos in de Tweede Kamer over dit onderwerp van 7 april jl.
"De leden van de CDA-fractie stellen dat de voorgestelde wetgeving nu al een negatieve invloed op de koersen van de groenfondsen heeft. Deze leden zouden graag vernemen of de bereidheid bestaat om deze vorm van gericht beleggen aantrekkelijk te houden, bijvoorbeeld in lijn met de gedachten die door de Nederlandse Vereniging van Banken zijn ontwikkeld.
De leden van de PvdA-fractie wijzen met name op de langjarige verplichtingen die de beleggers in het verleden zijn aangegaan. De leden doen verder een aantal suggesties om de regeling groen beleggen ten opzichte van de huidige regeling te beheersen, zoals de beperking van het aantal groenverklaringen of de invoering van een hoger plafond dan het huidige. Ook zou voor de bestaande beleggers gedacht kunnen worden aan een overgangsmaatregel. De leden van de PvdA-fractie geven aan erop te vertrouwen dat in de "groene notitie" die het kabinet in voorbereiding heeft, de fiscale belemmering voor het groen beleggen alsnog wordt opgeheven.
De leden van de VVD-fractie vragen zich af hoe het kabinet denkt over de stelling dat de positie van de zogenaamde Groenfondsen veel minder aantrekkelijk zal worden met de invoering van de belastingherziening 2001.
De leden van de D66-fractie vragen om een reactie op de brief van de Nederlandse Vereniging van Banken. Tevens vragen deze leden of zij ervan uit kunnen gaan dat mogelijke negatieve gevolgen in de zogenoemde veegwet (ook wel Wet technische aanpassingen) zullen worden gecorrigeerd.
De leden van de GroenLinksfractie herinneren aan de toezegging van het kabinet dat onderzocht zal worden of het beleggen in groenfondsen gestimuleerd kan blijven door te sleutelen aan de maximale inleg van f 100.000. Ook de leden van de fracties van RPF, GPV en SGP vragen hiernaar. Tevens vragen deze leden of een verminderde aantrekkelijkheid van groen beleggen de financiering van minder goed renderende projecten niet in gevaar zal brengen. Verder opperen de leden de suggestie om bij de toets aan de limitering, de beleggingen die voor 1 maart zijn gedaan niet te laten meetellen.
Vrijwel alle fracties hebben aandacht gevraagd voor de verminderde interesse van beleggers in groen beleggen die het gevolg zou zijn van de invoering van de Wet inkomstenbelasting 2001. Ook richting kabinet hebben de zogenoemde groenfondsen aangegeven dat momenteel een verminderde belangstelling bestaat voor het groen beleggen. In hoeverre deze vermindering van interesse structureel zal blijken is overigens op dit moment niet te voorspellen. Immers overeind blijft, dat groene beleggingen tot de weinige financiële producten behoren die binnen grenzen volledig zijn vrijgesteld van de vermogensrendementsheffing. Daarmee is de uitgangspositie van groene beleggingen binnen het gehele spectrum van financiële producten, ook na invoering van de vermogensrendementsheffing, positief. Vanuit dat perspectief kunnen wij ons dan ook minder goed vinden in de sfeer die de analyse van de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) ademt. De NVB merkt op dat de relatieve positie van groene beleggingen ten opzichte van overige beleggingen is gewijzigd. De NVB pleit er vervolgens voor om groene beleggers te compenseren tot het niveau van de Wet inkomstenbelasting 1964. Daarmee lijkt zij de regeling groen beleggen in de Wet inkomstenbelasting 2001 geïsoleerd te beschouwen van de wijzigingen die de Wet inkomstenbelasting 2001 meer in het algemeen met zich meebrengt. Met de invoering van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt gestreefd naar algehele grondslagverbreding en tariefsverlaging. Een gevolg van dit streven is vanzelfsprekend dat de vrijstellingen "minder waard" worden (door de tariefsverlaging), maar ook dat de vrijstellingen die er zijn een zekere meerwaarde krijgen, doordat er naar verhouding minder onbelaste inkomsten zijn dan onder de Wet inkomstenbelasting 1964.Tegelijkertijd is groen beleggen een wezenlijk en belangrijk onderdeel van de vergroening, dat mede vanwege de brede spreiding over de sectoren (energie, landbouw, volkshuisvesting) die plaats moet behouden. Het kabinet deelt dan ook de lijn van de verschillende fracties dat het groen beleggen bestaansrecht heeft en past binnen het vergroeningsbeleid dat door het kabinet gevoerd wordt. Vanuit deze optiek van vergroening ligt het minder voor de hand om, zoals de leden van de PvdA-fractie suggereren, het aantal groenverklaringen te beperken, omdat daarmee nieuwe milieuvriendelijke intitiatieven niet worden gestimuleerd en nog slechts een relatief beperkte groep van projecten in aanmerking zou kunnen komen voor financiering via de regeling groen beleggen. De NVB heeft vervolgens in haar brief aangegeven dat zij graag zou zien dat de vrijstelling voor maatschappelijk beleggen zou worden opgerekt, waarbinnen groen beleggen dan weer een afzonderlijk en substantieel maximum zou moeten krijgen. Reden hiervoor zouden de grote participaties in groenfondsen zijn, waardoor bij een limitering van de vrijstelling op f 100.004 per belastingplichtige een deel van de ingelegde gelden niet langer onder de vrijstelling zou vallen en dus belast zou zijn in box III. Circa 30% van de ingelegde gelden is in handen van belastingplichtigen die meer dan f 100.000 hebben ingelegd in groenfondsen. Bij een vrijstelling van f 100.000 zou ongeveer 50% van de door deze belastingplichtigen ingelegde gelden nog binnen de vrijstelling vallen en eveneens 50% – dat is dus ongeveer 1/6 deel van alle groene beleggingen – worden belast in box III.
Anders dan in de brief van de NVB wordt gesteld, worden deze grote participaties niet gehouden door circa 30 % van de beleggers in groenfondsen, maar door circa 6 % van het totaal aantal deelnemers in de groenfondsen. Dit betekent dat ongeveer 94 % van de deelnemers in groenfondsen participaties bezit die kleiner zijn dan f 100.004. Ruim 80 % van de deelnemers heeft zelfs participaties met een omvang van minder dan f 50.000. Hierop gelet, lijkt het ons niet nodig om de vrijstelling voor groen beleggen op te rekken. Wel wordt bezien of voor de huidige participaties, waar met name de leden van de PvdA-fractie en de leden van de RPF-, GPV- en SGP-fracties op wijzen, overgangsrecht zou moeten worden getroffen. Wellicht dat het gegeven dat de groene beleggingen een gezamenlijke vrijstelling delen met overige maatschappelijke beleggingen, nog een rol zou kunnen spelen. Op dit punt zal, mede naar aanleiding van de door de Tweede Kamer aangenomen motie van mevrouw Giskes (Kamerstukken II, 26 727, nr. 105), nog worden teruggekomen in de aan de Tweede Kamer toegezegde notitie over de verdere vergroening van het fiscale stelsel.
Ondanks het vorenstaande begrijpt het kabinet dat de huidige ontstane onrust onder de beleggers het groen beleggen niet ten goede komt. Omdat het de bedoeling is om de stimulering van milieuvriendelijke projecten ook onder de Wet inkomstenbelasting 2001 te handhaven, wordt ernaar gestreefd om een aanvullende tegemoetkoming in de Wet inkomstenbelasting 2001 op te nemen. Omwille van de gevergde snelheid, is ervoor gekozen om met het voorstellen van een dergelijke tegemoetkoming niet te wachten op de Wet technische aanpassingen, zoals de leden van D66 opperen, maar deze aanvullende tegemoetkoming reeds in het kader van het zogenoemde ondernemerspakket op te nemen.
De leden van de fracties van RPF-GPV en SGP vragen hoeveel de belastingderving bedraagt van de huidige regeling voor groen beleggen en op basis van de voorgestelde wet. Volgens de door de Nederlandse Vereniging van Banken verstrekte gegevens, is er op dit moment sprake van een bedrag aan groen vermogen van f 3 miljard, waarvan ruim 0,5 miljard daadwerkelijk boven de f 100.000 uitkomt en circa 0,25 miljard boven de f 200.000. Uitgaande van de hiervoor genoemde gegevens is met de huidige regeling een budgettair belang van circa 50 mln gemoeid. Indien rekening wordt gehouden met het feit, dat gehuwden samen tweemaal gebruik kunnen maken van de onder de voorgestelde regeling geldende vrijstelling van f 100.000 per persoon, bedraagt de derving onder de voorgestelde wet ruim 30 mln. Volledigheidshalve merken wij verder op dat ook het budgettaire belang van andere vrijstellingen en aftrekposten afneemt als gevolg van de voorgestelde tariefsverlaging.
De leden van de fractie van D66 vragen wat de budgettaire consequenties zouden zijn van het voorstel om de royale bedragen voor groen beleggen met een kwart te verminderen, maar er dan ook voor te zorgen dat het beleggingsrendement geheel is gevrijwaard van belastingheffing. Wij nemen aan dat deze leden met dit laatste doelen op het laten vervallen van het thans voorgestelde maximum aan vermogen (f 100.000 per persoon) waarvoor de vrijstelling voor de forfaitaire rendementsheffing geldt. Uitgaande van de hiervoor genoemde bedragen – een groen vermogen van 3 miljard, waarvan 0,3 à 0,4 miljard daadwerkelijk boven de vrijstelling van 100.000 per persoon – zou met het laten vervallen van de maximumvrijstelling een budgettaire derving van circa 5 mln gemoeid zijn. Indien het totale groene vermogen tegelijkertijd met een kwart zou worden verminderd – zoals deze leden kennelijk beogen – zou het budgettaire belang van de regeling weer met 9 mln afnemen. In vergelijking met de in het wetsvoorstel opgenomen regeling zou de budgettaire derving in dat geval derhalve per saldo met circa 5 mln afnemen. Volledigheidshalve merken wij op dat de door deze leden genoemde vermindering van de bedragen voor groen beleggen naar onze mening eerst op termijn zou kunnen worden gerealiseerd. Een vermindering lijkt immers slechts mogelijk door een beperking van de afgifte van zogenoemde groenverklaringen. Naar wij aannemen zal ook door de leden van de fractie van D66 niet worden gedacht aan het met terugwerkende kracht intrekken van reeds afgegeven groenverklaringen".