Bron
Het Parool
(Gepubliceerd in Het Parool op 2 oktober 2003).
De beste ondernemingen produceren ook ‘duurzaam’. Zij hebben de zaken commercieel, maar ook milieu-technisch en sociaal voor elkaar. Een nieuwe meetlat houdt zelfs rekening met graaiende topmanagers.
In veel opzichten markeerde 1989 een waterscheiding. Eind dat jaar viel bijvoorbeeld de Berlijnse Muur. Maar het tweede kabinet Lubbers zorgde op een ander niveau ook voor een revolutie. VVD-minister Ed Nijpels – ooit samen met mannen als Loek Hermans de jonge honden van de partij die het opnamen tegen de oude garde – trok werelwijd aandacht met zijn Nationaal Milieubeleidsplan. Het was een voortvarend plan, dat later in afzonderlijke convenanten tot uitvoering gebracht moesten worden.
Het voorbereidende werk kwam van partijgenoot en voorganger Pieter Winsemius. Die had zich uitputtend ingespannen om de maatschappij ervan te overtuigen dat het sociale gezicht, en vooral het milieubeleid, niet van links moet komen, maar van rechts; en vooral van de ondernemingen.
Inmiddels trekken alle ondernemingen een sociaal en milieuvriendelijk gezicht. Vooral bedrijven met een ‘vervuild imago’, zoals Shell en Hoogovens, besteden veel aandacht aan milieu-technische verbeteringen.
Volgens sommige beleggers blijkt uit een aantal onderzoeken dat duurzaam producerende bedrijven het economisch ook beter doen dan hun minder sociale en ‘vuilere’ concurrenten.
Twee vermogensbeheerders van banken, Kempen en SNS, hebben inmiddels vastgesteld dat de aandelen van duurzame kleine Europese ondernemingen het op de beurs beter doen dan andere bedrijven.
Samen hebben de vermogensbeheerders vandaag een nieuwe index gelanceerd met een betrekkelijk gecompliceerde naam: de Kempen/SNS Smaller Europe SRI index. Alle betrokkenen wilden kennelijk een plaatsje in de naam.
De index bestaat vooralsnog uit 69 bedrijven uit veertien landen. De index wordt berekend door een onderzoeksbureau van bank HSBC in Edingburgh. Nog eens zeventienhonderd duurzame bedrijven worden momenteel op duurzaamheid onderzocht.
De criteria zijn evident. Bovenaan staat milieuzorg. Maar ook het sociale gezicht is van belang. Ondernemingen die zich niet aan cao-contracten houden, kunnen het schudden. Een nette opstelling in derdewereldlanden is nodig. Verwikkeld raken in corruptie, omkopingspraktijken en criminaliteit is uiteraard ook uit den boze.
Volgens Joos Grapperhaus van SNS Asset Management, betrokken bij de ontwikkeling van de index, is duurzaamheid in het buitenland al een belangrijke factor voor beleggers geworden.
De praktijken van de (ex-)topmannen Cor Boonstra of Anders Moberg zouden aanleiding kunnen zijn voor het uit de index halen van de bedrijven Philips of Ahold.
Grapperhaus:"Er is al een andere index, de ASN-duurzame index, en daar is Ahold al buitenboord gevallen. Dit soort processen gaat echter langzaam. Er moet onderzoek gedaan worden en hoor en wederhoor worden toegepast."
Deze eerste duurzaamheidsindex is uniek in zijn soort, al was de ASN-index er eerder. Grapperhaus: "De ASN is niet zozeer strenger, maar wel principiëler dan de onze. De ASN sluit kernenergieproducenten uit. Onze index niet, als deze producenten bijvoorbeeld ook groene energie leveren."
Corné van Zeijl van SNS Capital Management spreekt van een mooie combinatie. "SNS is gespecialiseerd in duurzaamheid. Kempen heeft onder oud-directeur Joop Krant een schat aan expertise opgebouwd op het gebied van Nederlandse mid- en smallcap-fondsen. De index is wel iets bijzonders."
Overigens vindt Van Zeijl niet dat duurzame aandelenfondsen het op de beurs per definitie beter doen.
Van Zeijl: "Ik heb verschillende onderzoeken gezien. Sommige zeggen dat duurzame fondsen het beter doen, andere stellen dat het niets uitmaakt. De conclusie is gerechtvaardigd te stellen dat duurzame fondsen het zeker niet slechter doen dan andere."