(Gepubliceerd in Het Financieele Dagblad van 31 oktober 2003).
In het Financieele Dagblad van 18 oktober stelt Ferry van Mulligen het bestaansrecht van duurzame beleggingsfondsen ter discussie. Enkele misvattingen werden al door Bas Rüter van de Triodosbank terecht gecorrigeerd. Naast de beleggingsinhoudelijke argumenten die Rüter de fondsen toedicht, verdienen de fondsen echter om meer redenen waardering en respect. Hun invloed op ondernemingen is ronduit groot.
Duurzame beleggingsfondsen zijn de schakel tussen de particuliere of institutionele belegger en de onderneming. Als mede-eigenaar van de onderneming wendt de belegger via zijn fonds invloed aan om de onderneming te sturen in haar gedrag. In geval van duurzaam beleggen in een richting die koerst op de inspanningen van de onderneming richting een duurzame ontwikkeling. Veel ondernemingen hebben de afgelopen jaren impliciet of expliciet hun medeverantwoordelijkheid voor duurzame ontwikkeling erkend. Vanuit onze eigen DHV-adviespraktijk ervaren wij dat deze keuze vaak was (en nog steeds wordt) ingegeven door de investor relations-discipline van de onderneming. Zowel grote ondernemingen als small caps geven aan dat hun keuze voor duurzaam ondernemen in belangrijke mate geboren wordt uit de wens van de aandeelhouder. De duurzame fondsen bereiken dat met een marktaandeel van vooralsnog slechts 1,7%; voorwaar een prestatie van formaat die respect en waardering verdient.
Feiten die deze bewegingen zichtbaar maken zijn bijvoorbeeld de groei van het aantal duurzaamheidsverslagen die zich mede baseren op de richtlijnen van het Global Reporting Inititative (GRI) en op de toenemende dialoog en feitelijke samenwerkingen met maatschappelijke organisaties. De waarde die aan deze fondsen wordt toegedicht door de ondernemingen zelf blijkt ook uit het feit dat bij-voorbeeld Philips en DSM hun notering in de Dow Jones Sustainability Group Index koesteren en met dit wapenfeit de media zoeken.
Naast deze continue invloed mengen duurzame beleggers zich, in weerwil van de waarneming van Morningstar, wel degelijk in morele dilemma’s van ondernemingen. De meest pregnante daarvan komen ook in de publiciteit, zoals de commotie rond de honorering van Moberg bij Ahold of de aanwezigheid van IHC Caland in Birma. In beide kwesties mengden grote pensioenfondsen (mét ethische codes) zich manifest in het maatschappelijk debat. Naast deze openbare discussies ervaren wij in onze adviespraktijk dat er frequent standpuntuitwisseling plaatsvindt tussen beleggers en bestuurders die zich niet in de publieke arena afspeelt.
Ten slotte is naast hun eigen vermogensinvloed een laatste belangrijke verdienste van duurzame beleggingsfondsen de voorbeeldfuncties voor conventionele fondsen. Misschien minder expliciet en uitgesproken kan het Van Mulligen toch niet ontgaan zijn dat ook deze conventionele fondsen meer en meer gaan letten op brede maatschappelijke acceptatie van de ondernemingen waarin ze investeren. Deze ontwikkeling is mede op het conto te schrijven van de signaal- en voorbeeldfuncties van de duurzame beleggingsfondsen.
De duurzame beleggingsfondsen leveren een prestatie van formaat. Ze oefenen direct en indirect een grote invloed uit op het gedrag van ondernemingen. Hun attitude getuigt van moed en inzicht en verdient groot respect.
Rob van Tilburg en Folkert van der Molen, adviesgroep duurzaam ondernemen van DHV.