(Gepubliceerd in Het Financieele Dagblad van 17 december 2003).
Milieudefensie vindt de koers die Triodos Bank met zijn aandelenfonds inslaat een foute (het FD van 2 december). Het aandelenfonds wil namelijk niet langer bepaalde sectoren op voorhand uitsluiten als beleggingsobject, maar om als bedrijf in het Meerwaardefonds terecht te kunnen komen, moet wel aan zeer scherpe criteria worden voldaan. Milieudefensie gaat ervan uit dat er op voorhand ‘duurzame sectoren’ en ‘inherent niet-duurzame sectoren’ te onderscheiden zijn. Dat is niet goed mogelijk.
Een aantal jaren geleden heeft Milieudefensie zelf een rapport gepubliceerd over het concept van de ‘milieugebruiksruimte’, waarin werd betoogd dat de economie als geheel binnen de milieugrenzen moet blijven. Als de optelsom van de milieubelasting door productie en consumptie binnen de milieugrenzen blijft, is het goed. Dit concept laat open welke sectorstructuur en type bedrijvigheid wel of niet past. Zo kunnen sectoren die nu als sterk vervuilend te boek staan zich via krachtig beleid en slimme innovatie een plaats binnen de milieugebruiksruimte verwerven.
Er is dus niet zoiets als per definitie duurzame of per definitie onduurzame sectoren. De spreiding van de prestaties en het beleid van bedrijven binnen een bepaalde sector kunnen zelfs groter zijn dan tussen sectoren onderling.
En dan de dynamiek. Sommige bedrijven, en sommige sectoren, vergroenen zich in veel hoger tempo dan andere. Een beoordeling is een momentopname, die over twee, drie jaar al weer achterhaald kan zijn. Het gaat erom ruimte te geven aan verbetering.
Een voorbeeld: openbaar vervoer stond tot voor kort, ook in het Triodosfonds (en kennelijk ook bij Milieudefensie, gezien de laatste campagne) als ‘duurzame sector’ te boek. Maar bij de auto-industrie is veel harder gewerkt aan verbeteringen dan bij het publieke transport.
Het goederenvervoer over de weg is in veel hoger tempo schoner aan het worden dan goederenvervoer per spoor. De aanvankelijke achterstand is weggewerkt. Het idee dat openbaar vervoer een ‘duurzame sector’ is, is niet meer vol te houden. Vergelijkbare argumenten kunnen voor andere sectoren gelden.
Ten slotte is er de enorme verwevenheid van economische activiteiten. Het is bijna niet mogelijk een sector te geïsoleerd te bezien. Dat blijkt zelfs op kleine schaal als we kijken naar de ogenschijnlijk milieuvriendelijke sector van het actiewezen: ook milieugroeperingen als Milieudefensie maken regelmatig gebruik van het vliegtuig, en bij gelegenheid wordt een glas bier of wijn niet geschuwd. Ik mag aannemen dat dan bewust gekozen wordt voor de minst milieubelastende luchtvaartmaatschappij, en voor de meest duurzaam werkende bierbrouwer of wijnmaker. Precies zoals beleggingsfondsen doen die het ‘best-in-class’-idee hanteren. Een pleidooi van Milieudefensie om de luchtvaart of de drankenindustrie op voorhand uit de Triodos- beleggingsfondsen uit te sluiten, is dan curieus.
Beter is het om bedrijven uit een breed palet aan sectoren te kunnen kiezen, en ze in beginsel tot een duurzaam fonds toe te laten als ze aan strenge criteria voldoen. Dan worden innovaties, proactief beleid, creatieve oplossingen en dialoog met de samenleving bevorderd, veel meer dan als de fondsmanager (of Milieudefensie) meent de duurzame wijsheid in pacht te hebben op grond waarvan zou kunnen worden vastgesteld of een sector a priori duurzaam of onduurzaam is. Een schat aan ervaringen en onderzoeken van de afgelopen jaren heeft aangetoond dat dit een illusie is.
Ir J.P. van Soest is zelfstandig adviseur, en onder meer lid van de raad van advies van Triodos Advisory Services en voorzitter van de raad van advies van de Vereniging Beleggers in Duurzame Ontwikkeling VBDO.