Duurzaam beleggen is de geitenwollen sok ontgroeid. Naast idealisme gelden nu ook harde financiële criteria. ‘Het rendement is in elk geval niet minder dan bij een normaal beleggingsfonds’, zegt Wim Vermeir van Dexia Assat Management.
Een verantwoord bestuur, een goed sociaal beleid en zorg voor het milieu. Voor vermogensbeheerders die selecteren op duurzaamheid zijn dat de belangrijkste criteria. De bedrijven die op deze onderdelen goed scoren, worden in de portefeuille opgenomen.
‘Een duurzame portefeuille heeft grote meerwaarde voor een belegger’, zegt Wim Vermeir van Dexia Asset Management. Met zijn afdeling Sustainable and Responsible Investing beheert hij bijna euro 9 mrd. Dat is ongeveer 11% van het totale belegde vermogen van de Belgische vermogensbeheerder. ‘En bij meerwaarde denk ik niet alleen aan het schone geweten.’
Naast deze emotionele aspecten wijst de vermogensbeheerder ook op de financiële overwegingen. ‘Duurzaam ondernemen komt in essentie neer op het goed managen van de relaties met de overheid, de omgeving, de klanten en de werknemers. Dat garandeert de groeimogelijkheden op termijn. In die zin is duurzaamheid dus op te vatten als waardecreatie.’
‘Neem het ondernemingsbestuur’, geeft Vermeir als voorbeeld. ‘Dat is voor de meeste beleggers pas een onderwerp geworden in 2000 en in 2001. Dat uitte zich ook in verschillen in koersprestaties van goed en slecht scorende bedrijven. Beleggers die al langer gericht waren op duurzaamheid, hadden van die ontwikkeling kunnen profiteren.’
Uit de 600 grootste Europese bedrijven worden er bij Dexia in eerste instantie tweehonderd fondsen geselecteerd. ‘Dan gaat daar het financiële filter overheen’, zegt Vermeir. ‘De balans en verlies- en winstrekening zijn natuurlijk minstens net zo belangrijk voor de toekomstmogelijkheden als de duurzaamheid.’
Dat is anders dan vroeger. In de negentiende eeuw bijvoorbeeld ging het vooral om het uitsluiten van zondige activiteiten. Alcohol, tabak en de wapenindustrie waren daar de duidelijkste voorbeelden van. Naar de financiële aspecten werd toen minder gekeken.
De tweede fase begon in de jaren zeventig. Toen werden themafondsen opgericht met een positieve insteek. Deze fondsen waren niet gericht op het uitsluiten van bedrijven, maar hadden een positieve aanpak. Zo richtten veel van deze beleggingsfondsen zich op sectoren als de milieutechnologie. Groenfondsen zijn een ander voorbeeld van deze eendimensionale aanpak.
De laatste jaren heeft het moderne duurzaam beleggen zijn intrede gedaan op de financiële markten. Anders dan in de negentiende eeuw wegen hierbij ook de financiële aspecten. En anders dan in de tweede fase geldt bij deze vorm van vermogensbeheer een gediversifieerde aanpak.
Over de resultaten van het duurzaam beleggen verschillen de deskundigen van mening. ‘Ongeveer sinds vijf jaar is ons rendement te vergelijken met een benchmark’, zegt Vermeir. ‘In die periode zijn de resultaten van onze aanpak in de meeste gevallen beter, maar in ieder geval gelijk aan die van de vergelijkingsmaatstaf.’
Dit jaar heeft de FTSE4Good-index bijvoorbeeld 20,5% gewonnen. Dat percentage is ongeveer gelijk aan de 20% die de Dow Jones Stoxx Euro 50 in die periode is gestegen. ‘Dat is natuurlijk niet meer dan een indicatie’, aldus Vermeir. ‘Sluitend bewijs is immers nog nooit gevonden.’
Jeroen Derwall, wetenschappelijk onderzoeker aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam, is niet verrast door deze resultaten. ‘De overlap is natuurlijk groot. De bedrijven die zijn opgenomen in de duurzaamheidsindices, bepalen ook het resultaat van de gewone graadmeters. Op die manier kan de verhouding tussen duurzaamheid en rendement nooit echt goed aan de oppervlakte komen.’
Daarom heeft de onderzoeker het milieubeleid geïsoleerd en op dat gebied de hoogst scorende met de slechtste bedrijven vergeleken. ‘Het rendement bij de eerste groep was na correctie voor risicofactoren ongeveer 6% hoger dan bij de eerste groep. Maar dat resultaat kan door toeval zijn veroorzaakt.’
Toch is Derwall tamelijk zeker van zijn zaak. ‘De patronen zijn in overeenstemming met de theorie. Andere onderzoeken waarbij bijvoorbeeld werd gekeken naar het rendement op het geïnvesteerd vermogen wezen in dezelfde richting. Binnenkort gaan we eenzelfde exercitie opzetten voor de andere factoren van duurzaamheid.’
Volgens Derwall zijn de verschillende rendementen te verklaren uit de reputatievoordelen van duurzame bedrijven. ‘Dat geeft vertrouwen en vermindert dus de risico-opslag die beleggers in rekening brengen. Het management is pro-actief en speelt dus eerder in op trends. Dat betreft niet alleen de duurzaamheid, maar de hele bedrijfsvoering. Geen wonder dat deze ondernemingen beter lijken te scoren.’
FRITS CONIJN