Financiële instellingen spelen een belangrijke rol bij innovaties en investeringen op het gebied van duurzaamheid. Dat concludeerde Bert Scholtens in zijn oratie voor het aanvaarden van het bijzonder hoogleraarschap Duurzaamheid en Financiële Instellingen aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Volgens Scholtens kunnen financiële instellingen op verschillende manieren bijdragen aan duurzaamheidsinvesteringen en -innovaties, bijvoorbeeld door duurzaam te beleggen. Zo kunnen bedrijven worden beoordeeld op hun duurzaamheidsbeleid, financiële instellingen kunnen gebruikmaken van de zeggenschapsrechten die kleven aan aandelen (door bijvoorbeeld vragen over duurzaamheidsprestaties te stellen) of ze kunnen direct participeren in speciale duurzaamheidsprojecten.
Al deze vormen lijken volgens Scholtens een sterke groei door te maken, al vindt hij het opmerkelijk dat vooral wordt gekeken naar de financiële aspecten van duurzaam beleggen, terwijl nauwelijks wordt onderzocht wat de gevolgen zijn voor duurzaamheid van het duurzame beleggen. Wordt de wereld er ook schoner, eerlijker en netter door? In mijn ogen is dit een aspect waar de aanbieders van duurzame financiële instrumenten meer aandacht aan zouden moeten geven, aldus Scholtens.
Equator Principes
Een andere vorm van duurzaamheidsinvesteringen vormen de zogenaamde Equator Principes; een door financiële instellingen overeengekomen richtlijn die is bedoeld om de sociale en milieuverantwoordelijkheden te vergroten bij de financiering van projecten in met name ontwikkelingslanden. Het idee achter de Equator Principes is mooi, maar volgens Scholtens is de naleving in de praktijk geen sinecure. Zo zijn er nog lang niet altijd monitoringsystemen beschikbaar om de naleving te controleren en bestaat er nog geen gestandaardiseerde verslaggeving over milieu- en sociale ondernemingsaspecten.
Een derde vorm van duurzaamheid is productinnovatie. Een voorbeeld in verzekeringsland is de zogenaamde groene autopolis, waarbij reparaties worden gedaan met gebruikte onderdelen in plaats van nieuwe. Op die manier wordt bespaard op materiaal, energie en transport.
Perspectief ontbreekt
De drie voorbeelden doen volgens Scholtens vermoeden dat er geen vuiltje aan de lucht is op het gebied van duurzaamheid: financiële instellingen zijn er volop mee aan de slag. Grote vraag is echter hoe die prestaties moeten worden beoordeeld. Hoe verhoudt de duurzaamheidspolitiek van financiële instellingen zich tot die van andere bedrijven?, vraagt de bijzonder hoogleraar zich af. Een door hem zelf gemaakte vergelijking toont aan dat financiële instellingen het op sommige duurzaamheidsaspecten (zoals bij het gelijke kansenbeleid) beter doen dan andere sectoren, maar bij andere aspecten, met name op milieubeleid, slechter. Een mogelijke verklaring is dat veel ideeën in grote organisaties van bovenaf komen en vorm krijgen in speciale projecten. Het overgrote deel van het bedrijf gaat echter op de vertrouwde voet verder, besluit Scholtens.
Uit: Verzekerd!, januari 2006