Vermogende goede doelen moeten allereerst hun vermogen in stand houden, óók als de beurs inzakt, zoals recentelijk. Te risicovol beleggen wordt afgestraft, zo blijkt. Alleen al uit zakelijke rendementsoverwegingen is het beter dat goede doelen duurzaam beleggen.
In het verleden hebben gerenommeerde goede doelen bij een neergaande beurs vermogens zien verdampen. Maar tot op de dag van vandaag worden ondoordacht onnodige risico’s gelopen door de eenzijdige benadering van vermogensbeheer door goede doelen.
Daarvoor is een aantal redenen:
– allereerst is vaak sprake van een te offensieve verdeling van vermogen over aandelen, onroerend goed, obligaties en deposito’s. Deze strategische verdeling in beleggingscategorieën is voornamelijk bepalend voor het rendement. Behaalde rendementen door offensieve strategieën verdwijnen als sneeuw voor de zon bij een dalende beurs, zoals afgelopen week gebeurde;
– daarnaast wordt vaak belegd in koersgevoelige groeiaandelen waarbij te nadrukkelijk wordt gemikt op het behalen van koerswinsten. Hoog koersrisico wordt dus gecombineerd met het missen van de voor de exploitatie essentiële cashflow. Het heeft de voorkeur om in plaats hiervan te investeren in ‘big caps’, die minder gevoelig zijn voor koersfluctuaties en bovendien een aantrekkelijk dividendrendement kennen;
– een andere factor betreft de vele vermogens die zijn belegd bij de huisbank in even zovele huisfondsen. Dit is een sigaar uit eigen doos in combinatie met minimale transparantie over kosten. De risico’s en kosten kunnen immers hoger zijn dan nodig. Vanwege risicospreiding worden grotere vermogens vaak verdeeld over diverse vermogensbeheerders. Op zich goed, ware het niet dat zij niet met elkaar communiceren en bovendien niet voor elkaar onder willen doen;
– bovendien bestaat de neiging om bij een dreigende ‘underperformance’ inhaalexercities te plegen. De resultaten hiervan zijn dubieus, de kosten zijn in ieder geval hoger dan noodzakelijk en bovendien wordt met dit soort acties de beleggingsstrategie vanuit risicomanagement uit het oog verloren.
Als goede doelen hun naam eer willen aandoen én zich willen houden aan de wet van vermogensinstandhouding, zouden ze zich volledig moeten conformeren aan duurzaamheidcriteria en maatschappelijk verantwoord ondernemen-criteria. De laatste jaren laten zien dat
duurzaamheidbenchmarks gerenommeerde indices als de S&P 500 en de Russell 1000 in steeds ruimere mate overtreffen.
Vanuit de maatschappelijke rol van goede doelen en vanuit rendementsoverwegingen pleit ik voor duurzaam beleggen. Eigenlijk blijkt steeds nadrukkelijker dat bedrijven die maatschappelijk ondernemen gewoon de betere ondernemingen zijn, met betere beleggingsresultaten.
In dit verband kan zowel positieve als negatieve duurzaamheidscreening zwaar wegen bij de keuze van sectoren en individuele fondsen. Wanneer een goed doel de kansen op het behalen van optimaal rendement laat liggen binnen een acceptabel risico, is er sprake van fundamentele tekortkomingen. De uitingsvormen daarvan heb ik hierboven aangegeven.
Geen enkel goed doel met enig vermogen kan zonder professionele dienstverlening. Een vermogensbeheerder levert toegevoegde waarde als hij in staat is om extra rendement: ‘outperformance’ te realiseren bij een beheersbaar risico. De gereedschappen daarvoor moeten zijn: een onafhankelijke beleggingsstrategie – geen huisfondsen maar ‘best of class-principe’ – in combinatie met de krachtige toepassing van duurzaamheidcriteria. De praktijk toont aan dat hiermee structurele outperformance kan worden gerealiseerd.
Ben van Druten is als commercieel directeur verbonden aan de Institutendesk van Staalbankiers.