Duurzaam beleggen loont

Investeren in fondsen die duurzaamheid hoog in het vaandel hebben staan, blijkt puur vanuit het oogpunt van beleggen nogal complex. Daar hebben ook pensioenfondsen mee te maken.

Duurzaam beleggen is een actueel maar allerminst nieuw onderwerp. In de jaren zeventig van de vorige eeuw begon de discussie over de maatschappelijke verantwoordelijkheid van institutionele beleggers. Dat was onder meer naar aanleiding van het Club van Rome-rapport Grenzen aan de groei, dat in 1972 verscheen. Het onderwerp is cyclisch, waarbij je een aantal discussies telkens opnieuw ziet terugkeren en waarbij ook nogal eens wordt geprobeerd om opnieuw het wiel uit te vinden. Er is ondertussen echter ook wel sprake van een opwaartse spiraal onder andere door de almaar groeiende aandacht voor belangrijke onderwerpen als klimaatverandering, governance en mensenrechten.

Ik durf te stellen dat iemand die goed nadenkt over duurzaam beleggen drie fasen doorloopt. Aanvankelijk wordt vaak een ethisch perspectief gekozen. In welke bedrijven zou niet belegd moeten worden? Maar daarbij stuit je al snel op nauwelijks op te lossen moeilijkheden.

Onbegrip
Niet beleggen in de tabaksindustrie zal al niet door iedereen logisch gevonden worden. En Heineken in de ban doen komt je denk ik zelfs vooral op onbegrip te staan. Ten aanzien van vrijwel ieder ethisch dilemma of omstreden product gelden verschillende meningen. Hoe langer je erover nadenkt, hoe logischer het wordt om uitsluiting slechts beperkt toe te passen. Bijvoorbeeld alleen wanneer beleggingen in strijd zijn met wet- en regelgeving in eigen land of breed gesteunde internationale verdragen. Dat is dan dus niet eens op basis van het argument dat uitsluiting wellicht ten koste gaat van het rendement. En zelfs bij die beperkte uitsluitingen, valt het bepaald niet mee dit beleid waar te maken. Wat bijvoorbeeld te doen met de leverancier van coatings die voor diverse en wellicht ook meer omstreden doeleinden worden gebruikt?

De volgende fase is die van ‘best-in-class’. Dat wil zeggen kies het beste bedrijf binnen een sector. Dus bijvoorbeeld: welke farmaceut gebruikt minder dierproeven dan andere en heeft een goede ethische code daarover? Die benadering lijkt aantrekkelijk, maar ook dan stuit je op praktische problemen. Wat als datzelfde farmaceutische bedrijf nu juist slecht scoort waar het gaat om vakbondsrechten? Hoe weeg je dat alles? En opnieuw: voor je informatie ben je vaak afhankelijk van hoe een bedrijf de informatie ‘verpakt’. Ondernemingen als Ahold en Enron stonden in de jaren negentig bekend als duurzaamheidsleiders!

Bovendien, als bedrijven een goede reputatie hebben op duurzaamheidsgebied, zie je dat vaak ook al terug in de koers. Uit rendementsoverwegingen is het dus beter juist die bedrijven te kopen die het nog niet zo goed

deden maar enorme progressie aan het maken zijn. Dat leidt al snel tot de conclusie dat het beter is om niet te zoeken naar ‘best in class’-ondernemingen maar om systematisch informatie over milieu, sociale en governance-factoren te verzamelen ten aanzien waarvan, op basis van onderzoek, blijkt dat deze een positief effect hebben op het beleggingsresultaat. Deze factoren neem je dan met andere, meer traditionele, factoren mee bij het nemen van beleggingsbeslissingen.

Ook pensioenfondsen hebben deze fasen doorlopen. Is beleggingsrendement het enige waarop zij moeten letten? Nee, dat is zeker niet het enige maar wel dat wat als uitgangspunt moet gelden. Pensioenfondsen hebben als taak om, voor de lange termijn, aantrekkelijke pensioenen te bieden tegen een redelijke premie. Dat op zichzelf mag toch al maatschappelijk verantwoord genoemd worden? Er wordt wel betoogd dat de, doorgaans, verplichte deelname een grotere verantwoordelijkheid van pensioenfondsen op maatschappelijk terrein met zich meebrengt.

Inderdaad is het zo dat beleggers in beleggingsfondsen de keuze hebben tussen duurzaam beleggen of niet. Maar ook daar zwaait de fondsbeheerder de scepter over het beleggingsbeleid voor een groot en divers, en meestal zwijgend, klantenbestand en heeft net als pensioenbeheerders tevens een eigen verantwoordelijkheid.

Of verplichtstelling wenselijk is of niet is op zichzelf een valide vraag. Met het al dan niet duurzaam beleggen heeft het echter weinig te maken. Ook op basis van wet- en regelgeving (onder andere de pensioenwet) kun je constateren dat pensioenfondsen maar weinig ruimte hebben om rendement op te offeren voor duurzame beginselen. Natuurlijk is het wel wenselijk dat deelnemers van pensioenfondsen via hun vertegenwoordigers in besturen een zekere invloed op dat beleid kunnen uitoefenen. Ruim 95 procent van de Nederlandse bevolking kiest er overigens ten aanzien van vrij vermogensbeheer voor om niet duurzaam te beleggen. Er is dus nogal wat verschil tussen attitude en gedrag.

Toch vind ik het een uitstekende zaak dat pensioenfondsen meer en meer aandacht besteden aan de maatschappelijke verantwoordelijkheid. Vooral vanuit een positief perspectief om iets te bereiken. Zij omarmen daarbij, net als andere beleggers, steeds meer vooral de derde stroming binnen duurzaam beleggen die ‘engagement’ heet. Dat betekent dat men in gesprek gaat met bedrijven en managers over moeilijke kwesties en probeert om sterke invloed uit te oefenen voor positieve veranderingen. Waarbij natuurlijk geldt dat ook pensioenfondsen de wijsheid niet altijd in pacht hebben.

Zoeken naar de nuance
Groot voordeel is dat je hierbij nuance kunt zoeken. Die engagementbenadering wordt geleidelijk aan ook steeds meer geïntensiveerd. Ook het werkterrein waarop dit een rol speelt neemt toe. Eerst legde men zich vooral toe op aandelenbeleggingen. Nu richt men zich ook steeds meer op obligaties en komen ook onroerend goed, private equity en hedgefondsen langzamerhand aan de orde. Bovendien is er aandacht voor focusbeleggingen zoals die in microkredieten, schone technologie en emissierechten. Relevant voor maatschappelijke ontwikkeling en interessant vanuit rendementsperspectief.

Hoe zit het nu eigenlijk met het rendement van duurzaam beleggen? Daar wordt steeds meer onderzoek naar gedaan. Er geldt een paradox. Kijkend vanuit de individuele onderneming kan het haast niet anders zijn dan dat duurzaamheid loont. Efficiënt produceren is goed voor het milieu en leidt tot lagere kosten. Blije werknemers zijn productiever. Tevreden stakeholders zijn de beste reclamemakers. Ethisch ondernemen verlaagt de kans op juridische claims. Door het vraagstuk te bekijken vanuit de keuzevrijheid van beleggers dringt zich echter een andere conclusie op. Een belegger met voorspelkracht is immers gebaat bij een zo groot mogelijke keuzevrijheid.

Maar duurzaamheidscriteria zorgen juist voor een kleiner universum en dan worden vast ook beurslievelingen misgelopen. Het vergelijken van de resultaten van duurzaam beleggen met de standaardbenadering is niet eenvoudig. Om de opbrengsten te vergelijken moet immers worden gecorrigeerd voor markt, sector en bijvoorbeeld de grootte van de onderneming. Nadat de methodiek van sommige onderzoekers aanvankelijk enigszins discutabel was, staat nu een aantal goede onderzoeken tot onze beschikking. Helaas leiden ze niet allemaal tot dezelfde conclusie. Er zijn uitkomsten die erop wijzen dat duurzame ondernemingen minder presteren op de beurs, maar vaker is de conclusie juist positief. Voorzichtig kunnen we dus vaststellen dat duurzaam beleggen bijdraagt aan betere beleggingsresultaten.

Share Button