De windenergiesector is de kinderschoenen ontgroeid. Er zijn nauwelijks nog subsidies nodig, het rendement op geïnvesteerd vermogen is flink verbeterd en er wordt veel meer vrije cashflow gegenereerd. De sector is eindelijk aantrekkelijk voor beleggers.
- Windenergie nu concurrerend alternatief voor conventionele energie
- Bedrijven hebben na eerste hype massaal herstructureringen doorgevoerd
- Deze bedrijven zijn daardoor nu ook aantrekkelijk als belegging
In 1991 stond het nummer ‘Wind of Change’ van de Duitse rockband The Scorpions bovenaan de hitlijsten. Het nummer gaat over de viering van glasnost in de Sovjet-Unie en de hoop op een betere toekomst na het einde van de Koude Oorlog. In datzelfde jaar waaide er ook een nieuwe wind in het Deense Vindeby. Twee kilometer uit de kust van het dorpje werd namelijk het eerste commerciële offshore windturbinepark ter wereld neergezet – zeer revolutionair voor die tijd. Het park stimuleerde niet alleen de ontwikkeling van offshore windenergie, maar wakkerde ook de belangstelling voor onshore windenergie weer aan. Wind werd opeens weer gezien als de energiebron van de toekomst.
Maar net als veel andere alternatieve vormen van energie moest ook windenergie eerst door een zogenoemde hype cycle heen voordat zij serieus werd genomen. Vooral in het eerste decennium van deze eeuw breidden bedrijven in deze sector massaal hun capaciteit uit, waardoor de sector bijna ten onder ging aan zijn eigen succes. Geen enkel bedrijf was in staat het hoofd boven water te houden. Er gingen dan ook veel windturbinefabrikanten failliet toen de wereldwijde financiële crisis toesloeg. Deze moeilijke periode leidde wel tot enorme herstructureringen en betere marktomstandigheden. Inmiddels is de sector de kinderschoenen ontgroeid, met een veel beter rendement op geïnvesteerd vermogen en een hogere vrije cashflow. Met andere woorden, de sector is eindelijk aantrekkelijk geworden voor beleggers.
Noodzaak is de moeder van de uitvinding
Het is geen toeval dat Denemarken zich als eerste met windenergie bezighield. Op de officiële website van het land wordt uitgelegd waarom: “Sommige landen hebben het geluk dat ze natuurlijke hulpbronnen, zoals olie, metalen of goud, in overvloed hebben. Denemarken heeft wind, heel veel wind.” Het land begon met een commerciële onshore windturbine van 30 kilowatt, ontwikkeld door de nationale marktleider Vestas. Meer dan dertig jaar later is ‘wind’ het grootste exportproduct van Denemarken. De Deense overheid heeft grote ambities: het land wil in 2050 helemaal geen fossiele brandstoffen meer verstoken. Windenergie moet dan het grootste deel van het energieaanbod vormen.
Maar koploper worden is makkelijker dan koploper blijven. Als Denemarken voorop wil blijven lopen op het gebied van windenergie, moet het land veel investeren in innovatie en het managen van menselijk kapitaal. Daarom verrichten bedrijven en universiteiten baanbrekend werk met uitgebreide R&D-programma’s die gericht zijn op windenergietechnologie. Beleidsmakers, academici, windturbinefabrikanten, transportbedrijven, nutsbedrijven en onderhoudsbedrijven werken allemaal samen om ervoor te zorgen dat Denemarken wereldleider blijft op het gebied van windenergie.
Innovatie is essentieel
De Deense windturbinefabrikant Vestas is een goed voorbeeld van een bedrijf waar onderzoek en ontwikkeling hoog op de agenda blijven staan. Zo ontwikkelt het bedrijf composietmateriaal voor een betere koppeloverdracht, onderzoekt het of ze het gewicht kunnen beperken met ultraflexibele rotoren van carbon en verzamelt het gegevens om de prestaties van de windturbines te analyseren. En dat zijn nogal wat gegevens – er stromen elke tien minuten gegevens binnen van meer dan 30.000 windturbines met 500 datapunten. Met geavanceerde analysesoftware kan Vestas de optimale belasting en kracht van de turbines bepalen (bijvoorbeeld om meer energie op te wekken). Tien jaar geleden waren windturbines slechts 20% van de tijd productief, maar nu is dat al bijna 40%.
De meeste windturbines hebben een terugverdientijd van ongeveer vijf tot acht maanden. Dat wil zeggen dat het ongeveer vijf tot acht maanden duurt om de hoeveelheid energie op te wekken die nodig is voor de bouw, het plaatsen, aansluiten, onderhouden en eventueel uit elkaar halen van de turbine. Zo is de terugverdientijd van een geavanceerde windturbine van Vestas van het type V112 3.3MW bij normale windomstandigheden zes maanden. Maar over de gehele levenscyclus levert de windturbine 35 keer meer energie op dan deze verbruikt. Dus als je 1 kWh in deze energiebron investeert, krijg je daar 35 kWh voor terug. Voor een kolengestookte energiecentrale ligt de opbrengst van 1 kWh op slechts 0,3 kWh. Bovendien ligt de CO2-uitstoot van één windturbine van Vestas op ongeveer 1% van de totale uitstoot van een kolengestookte centrale.
Verslaafd aan subsidies? Nu niet meer
Nu we Denemarken wel genoeg in het zonnetje hebben gezet, is het tijd om te kijken of windenergie echt al kan zorgen voor een betere toekomst. Door alle technologische verbeteringen is het een concurrerend alternatief geworden voor conventionele energiebronnen. En in de meeste gevallen zijn de energiekosten voor onshore windturbines even hoog als die voor gas- of kolencentrales (EUR 35-45/MWh). Bedenk ook dat de komende 30 jaar steenkool moet worden gekocht om een kolencentrale draaiende te houden. En dan hebben we het nog niet eens over de flinke belasting op CO2 die waarschijnlijk in het verschiet ligt …
‘Binnenkort zijn er geen subsidies meer nodig voor windenergie’
Aan de tijd van subsidies voor windenergie komt langzamerhand een einde. Eigenlijk is de enige reden voor subsidies dat de ‘oude’ conventionele technologieën vrijwel helemaal zijn afgeschreven, en dus goedkoper zijn. De subsidies worden vooral gebruikt voor de eindklant (bijvoorbeeld een nutsbedrijf), omdat deze moet investeren in transmissie-infrastructuur. De windturbineparken liggen namelijk niet altijd dicht bij het nutsbedrijf zelf en het distributienetwerk. In de Verenigde Staten speelt de Production Tax Credit-regeling een belangrijke stimulerende rol. Deze regeling maakt het erg aantrekkelijk voor ontwikkelaars om nieuwe projecten te starten, waardoor de windmarkt de komende jaren nog de wind in de rug heeft – een onbedoelde woordspeling trouwens.
Alles draait om de cijfers
Wind is natuurlijk essentieel om windenergie tot een succes te maken. Hoewel windturbinefabrikanten tegenwoordig windturbines kunnen ontwikkelen die ook bij weinig wind draaien, hebben ze nog steeds wel wind nodig. Bovendien zijn deze bedrijven contractueel verplicht een bepaalde hoeveelheid elektriciteit te leveren. Dus als er geen wind is, zijn ze gedwongen elektriciteit in te kopen en dit te leveren aan het nutsbedrijf.
Gelukkig zijn er ook offshore windturbineparken. In de Noordzee is de windkracht gemiddeld 6-7 op de schaal van Beaufort, perfect voor een windturbine. Alleen zijn zulke windsnelheden natuurlijk niet zo prettig als je per boot naar het offshore windturbinepark gaat – wat ik onlangs zelf heb geprobeerd, zonder succes.
Om aan de jaarlijkse elektriciteitsbehoefte van alle huishoudens in Nederland te voldoen, zijn in theorie ongeveer 3.200 offshore windturbines van 6 MW nodig, verspreid over een gebied van 40 bij 40 km. Nou ja, alle huishoudens is misschien wat veel, dus laten we maar uitgaan van zo’n 20% van de huishoudens. Dat is waarschijnlijk wat realistischer. Daar zijn nog steeds ‘maar’ 640 turbines voor nodig, ongeveer een verdubbeling van het huidige aantal offshore windturbines in Nederland.
Het principe is duidelijk: het draait allemaal om de cijfers. Voor het voorbeeld van de Nederlandse energiebehoefte kost een verdubbeling van de huidige offshore windcapaciteit ongeveer EUR 12,8 miljard. Maar ook hier geldt dat we de goede kant op gaan. In juni 2016 kreeg het Deense DONG Energy – weer die Denen! – de opdracht om voor EUR 87/MWh twee offshore windturbineparken te bouwen voor de Nederlandse kust. Hiermee werd het oude record van EUR 103/MWh uit 2015 van de Zweedse energiereus Vattenfall verbroken. Deze enorme daling in de kosten wijst op een verdere uitbreiding van dit veelbelovende segment.
Kinderziekten
Hoe is het op dit moment met de windenergiesector gesteld nu we de hype cycle achter de rug hebben en de marktpartijen volwassener zijn? Tussen 2005 en eind 2015 is het vermogen wereldwijd verzevenvoudigd (van 60 GW naar 420 GW). En de afgelopen vijf jaar is voor ongeveer USD 100 miljard per jaar geïnvesteerd in windenergie (tegenover USD 150 miljard in zonne-energie). Windenergie neemt nog steeds maar zo’n 5% van de wereldwijde elektriciteitsproductie voor zijn rekening – genoeg ruimte voor de sector om verder te groeien dus.
‘We hebben de hype cycle achter ons gelaten en de marktpartijen zijn nu volwassener’
De windenergiesector is echter nog steeds gefragmenteerd. De vijf grootste spelers – Vestas, GE, Enercon, Gamesa en Siemens – hebben ongeveer 75% van de wereldwijde windturbines in handen (met uitzondering van China). De rest is in handen van een lange lijst kleinere spelers. In China is de sector nog meer verdeeld. Bovendien wordt de markt volledig gedomineerd door maar liefst 19 binnenlandse bedrijven, die samen goed zijn voor een marktaandeel van 98%. Sinds China in 2004 een beleid heeft ingevoerd voor lokale inkoop, is het land eigenlijk niet meer toegankelijk voor westerse leveranciers. Maar aan de andere kant is het voor Chinese bedrijven ook heel moeilijk om de Europese en Amerikaanse markt te betreden. Hierdoor is de huidige windenergiesector gefragmenteerd, maar wel stabiel.
Green, lean, cash machine
De meeste windturbinefabrikanten hebben de boom-bustcyclus van het eerste decennium van deze eeuw meegemaakt, waardoor ze aan het begin van het huidige decennium in grote moeilijkheden zaten. Deze bedrijven waren alleen maar gericht op de verkoop van zo veel mogelijk goedkope, gesubsidieerde windturbines, wat leidde tot veel winstwaarschuwingen, sterk oplopende bedrijfsschulden en een opdrogende geldstroom. De aandelenkoersen kelderden. Door de ontstane overcapaciteit ging de markt bijna ten onder aan zijn eigen succes.
Gelukkig is de vraag naar windenergie altijd overeind gebleven. Langzaam maar zeker krabbelden de bedrijven weer op en ze grepen hun kans om hun balans weer op orde te brengen en hun strategieën onder de loep te nemen. Interessant genoeg bleken de geplaatste windturbines best nuttig, vooral voor de grotere spelers. Dankzij deze windturbines pakt de windenergiesector geleidelijk steeds hogere marges op dienstverlening. Gemiddeld genomen stegen de winstmarges van -7% in 2012 naar 7% vorig jaar. Ook de vrije cashflow verbeterde aanzienlijk en de hoge schulden zijn grote nettokasposities geworden. De duidelijke leider op het gebied van al deze financiële factoren is Vestas, een van de belangen in het wereldwijde aandelenfonds van Robeco.
‘Beter rendement op geïnvesteerd vermogen en hogere vrije cashflow maken een belegging aantrekkelijk’
Windenergie blijft belangrijk voor een duurzamere toekomst. Op de lange termijn wordt offshore windenergie goedkoper, blijven kolencentrales verdwijnen en wordt de opslag van energie steeds beter. Ook het recordaantal orders en de opgeschroefde dienstverlening ondersteunen een solide groei en stijgende marges. Vanuit het oogpunt van duurzaamheid is windenergie een aantrekkelijk thema. Maar wind is nu ook aantrekkelijk als belegging, omdat de bedrijfsmodellen duurzamer zijn, het rendement op geïnvesteerd vermogen flink is verbeterd en er meer vrije cashflow wordt gegenereerd. Er waait nu een nieuwe wind – en die gaat voorlopig nog niet liggen.
Chris Berkouwer (Robeco)