Het totale vermogen van de grootste pensioenfondsen wereldwijd is in 2016 met 6,1 procent gegroeid naar $15,7 biljoen. Dit blijkt uit de Willis Towers Watson global 300 research. Na een daling van 3,4 procent in 2015 laten de cijfers aan het einde van 2016 weer een groei zien. Sinds 2011 bedraagt de cumulatieve groei van activa 23,4 procent. Duurzaamheid, zowel op het gebied van ESG (environmental, social en governance factoren) als eigendomsverantwoordelijkheden, is een innovatieve trend die in 2016 duidelijk naar voren kwam.
De samengestelde groei van de grootste 20 pensioenfondsen op basis van vermogen is met 7,1 procent meer dan het gemiddelde gestegen. Het onderzoek laat verder zien dat zij samen goed zijn voor ongeveer 43,2 procent van het totale wereldwijde pensioenvermogen. Dit is een toename ten opzichte van 2015, toen zij samen goed waren voor 42,5 procent, zoals gemeten door het ‘Global Pensions Asset Study’ van Willis Towers Watson.
Factor voor succes
Roger Urwin, global head of investment content bij Willis Towers Watson: “De zoektocht naar aantrekkelijk geprijsde activa tegen acceptabele risico’s duurt voort. Deze bepaalt mede het succes van pensioenfondsen en hun vermogen om doelstellingen te behalen. Toch wordt dit proces lastiger en het haalt de glans weg van een jaar waarin de grootste pensioenfondsen aanzienlijke groei hebben gerealiseerd. Dit resultaat is voornamelijk te danken aan het feit dat de grootste pensioenfondsen zich goed wisten aan te passen aan de veranderingen van het investeringsklimaat. Ze implementeerden verbeteringen in het bestuur en concurrenten leerden van elkaar. Het doorvoeren van ‘best practices’ en een gezond beleid binnen de organisaties heeft de positie van pensioenfondsen versterkt. Dit zal in de toekomst ook een grote rol spelen in het bepalen van hun succes.”
Grootste groei in Noord-Amerika
De samengestelde groei was de afgelopen vijf jaar het grootst in Noord-Amerika, met een groei van 6,7 procent in de gemeten periode. Pensioenfondsen in Europa en Azië-Pacific groeiden met 3,1 procent en 2,8 procent respectievelijk. De Verenigde Staten staat nog steeds bovenaan de ranglijst van landen met het grootste aandeel aan pensioenvermogen, goed voor 38,6 procent verdeeld over 134 van de 300 fondsen. Nederland staat opnieuw op de derde plek met 6,4 procent. Canada verstootte het Verenigd Koninkrijk van de vijfde plaats, met 5,4 procent (5,3 procent in 2015). Het Verenigd Koninkrijk is nu goed voor 4,8 procent, ten opzichte van 5,4 procent in 2015.
Innovatie bij fondsen
Urwin: “Als pensioenfondsen de langetermijnpremie succesvol willen vastleggen, is het cruciaal dat zij hun vaardigheden blijven uitbreiden, met name in tijden van een aanhoudend laag rendement. De onderscheidende factor van de grootste fondsen is hun vermogen om te innoveren. Innoveren kan bijvoorbeeld door gestroomlijnd vermogensbeheer, beleggingsstrategieën die zich richten op smart bèta of ‘factor investing’ en betere methoden om toegang te krijgen tot particuliere markten. Duurzaamheid, zowel op het gebied van ESG (environmental, social en governance factoren) als eigendomsverantwoordelijkheden, is een innovatieve trend die we in 2016 vaak zagen.”
Lichte groei voor fondsen
Pensioenfondsen met een DB-regeling (Defined Benefit) groeiden met 5,6 procent in 2016, beschikbare premieregelingen (Defined Contribution) met 9,6 procent en reservefondsen met 3,9 procent. Daarnaast was er in 2016 bij de hybride pensioenfondsen sprake van een groei van bijna 2,9 procent. Na een daling van 0,8 procent in 2015 groeiden de staatsfondsen weer in 2016 met 6,5 procent.
Stijging in aandeel totaal vermogen
Activa van pensioenfondsen met een DB-regeling waren in 2016 goed voor 65,5 procent van het totale vermogen. Dit is een lichte daling ten opzichte van 2015, toen dit nog 65,9 procent was. Daarentegen groeide het aandeel van beschikbare premieregelingen wel, van 21,5 procent in 2015 naar 22,2 procent in 2016. Reservefondsen en hybride pensioenfondsen veranderden nauwelijks in 2016, met 11,5 procent (11,7 procent in 2015) en 0,8 procent (0,9 procent in 2015) respectievelijk.