De complexe wereld van duurzaamheid voor bedrijven en beleggers: een introductie

Duurzaam beleggen wint terrein. Beleggers kijken uiteraard naar rendement, maar daarnaast ook steeds vaker naar milieufactoren, ethische aspecten en de sociale impact van een belegging. Strengere regels dwingen bedrijven tot transparantie op dit gebied. Maar wat betekent dit voor u als belegger?

Hoewel de term ‘duurzaam’ vaak als overkoepelend begrip wordt gebruikt, kent het geen universele definitie. Er zijn meerdere benaderingen mogelijk. ‘Duurzaam beleggen’ dekt in grote lijnen de lading, maar het is belangrijk om goed na te gaan wat precies bedoeld wordt. Zes vragen over de geschiedenis van het gebruik van duurzaamheidscriteria en over de ontwikkelingen op het gebied van de verslaggeving.

1: In het kort, wat is duurzaam beleggen?

Duurzaam beleggen richt zich, naast financiële prestaties, op milieufactoren, sociale factoren en aspecten van goed bestuur in beleggingsbeslissingen. Voor particuliere beleggers kan dit bijvoorbeeld inhouden:

  • Het vermijden van bedrijven uit controversiële sectoren (zoals wapens, tabak en gokken). 
  • Het filteren van beursgenoteerde bedrijven op hun prestaties op het gebied van uitstoot, sociale factoren of goed bestuur. 
  • Beleggen in bedrijven met een sterk duurzaam karakter, zoals bijvoorbeeld producenten van hernieuwbare energie.


Meer dan vroeger richten beleggers zich op vragen als: hoe draagt een bedrijf of fonds bij aan het tegengaan van klimaatverandering of aan het bevorderen van sociale verbetering? En gaat het er binnen de onderneming zelf netjes aan toe?

Financiële instellingen en fondsbeheerders geven daarom meer informatie over de impact op klimaat, mens en milieu. Er is onder beleggers simpelweg meer vraag naar dergelijke producten en aanbieders springen hierop in.

Fondsbeheerders gebruiken duurzaamheidsfactoren om investeringen op meer dan alleen financiële maatstaven te beoordelen. Een retailbelegger kan deze kennis inzetten om een portefeuille op te bouwen die niet alleen gericht is op financiële resultaten, maar ook niet-financiële risico’s correct inprijst. Duurzaam beleggen hoeft niet per se ten koste te gaan van het rendement

2: Wat is de geschiedenis van duurzaam beleggen?

Het zogenoemde Socially Responsible Investing (SRI, maatschappelijk verantwoord beleggen) kent een lange geschiedenis, die teruggaat tot het begin van de twintigste eeuw. Lange tijd was het echter een relatieve niche. In de jaren 60 roerden activistische aandeelhouders zich rond thema’s als de Vietnamoorlog en de burgerrechtenbeweging, en een decennium later werden de eerste ethische beleggingsfondsen gelanceerd.

In de jaren ‘90 werd het concept People, Planet, Profit geïntroduceerd. Dit model stelt dat bedrijven niet alleen gericht moeten zijn op winstgevendheid (Profit), maar ook hun verantwoordelijkheid moeten nemen voor sociale (People) en ecologische (Planet) impact. Het groeide uit tot een leidend principe binnen maatschappelijk verantwoord ondernemen.

De jaren 2000 markeerden de overgang van SRI naar wat we nu ESG-beleggen noemen. De term ESG (Environmental, Social and Governance) werd officieel geïntroduceerd in 2004, met de publicatie van het rapport Who Cares Wins door het United Nations Global Compact Initiative.

Het concept ESG is alomtegenwoordig en heeft in beginsel slechts een beschrijvende functie. Het is een raamwerk dat informatie geeft over milieu-, sociale en governance-aspecten. Dit helpt beleggers inzicht te krijgen in risico’s en kansen die niet uit financiële data blijken. Daarbij oordeelt het niet over wat goed of fout is. Overheden en internationale organisaties kunnen ESG-criteria vervolgens in regels omzetten.

3: Hoe gaan grote beleggers om met duurzaamheid?

Veel pensioenfondsen (ABP en PFZW) en grote vermogensbeheerders (zoals BlackRock en Vanguard) hebben inmiddels expliciete duurzaamheidsdoelstellingen. Ze werken met uitsluitingslijsten, ESG-integratie in het beleggingsbeleid, en zetten in op impactbeleggen om bij te dragen aan maatschappelijke doelen, zoals de energietransitie.

Engagement is een belangrijke strategie om bedrijven richting duurzaamheid te sturen. Vermogensbeheerders en pensioenfondsen gaan langdurig in gesprek met bedrijven om verbeteringen af te dwingen op ESG-gebied, een-op-een of in de aandeelhoudersvergadering.

Als een bedrijf ondanks herhaalde gesprekken geen verbeteringen doorvoert, kunnen partijen besluiten om te stemmen met de voeten door hun beleggingen terug te trekken. Zo heeft ABP, het grootste pensioenfonds van Europa, zijn fossiele beleggingen ter waarde van ongeveer 10 miljard euro afgestoten. Daarnaast werd in februari bekend dat het afscheid heeft genomen van onder meer beleggingen in Alphabet, Meta en Tesla. De reden zou liggen in de voorwaarden voor goed bestuur die ABP hanteert.

Aan de andere kant hebben professionele beleggers te maken met zorgen over mogelijk lagere rendementen door beperking van het beleggingsuniversum. Er is discussie of duurzaamheidsoverwegingen wel in lijn zijn met de fiduciaire plicht: de wettelijke verplichting voor vermogensbeheerders en beleggingsadviseurs om in het beste belang van hun cliënten te handelen.

Er zijn argumenten om bij de fiduciaire plicht juist wel de ESG-risico’s tijdig te erkennen. Historische financiële resultaten zijn niet altijd richtinggevend voor de toekomst en beheerders hoeven niet een index te volgen of in alle bedrijven uit een index te beleggen. Op de langere termijn kan het in het belang van de eindbeleggers zijn om brede maatschappelijke belangen en risico’s mee te wegen.

Momenteel is er een terugslag in de markt. In de VS is er sprake van een anti-ESG-houding bij beleidsmakers. Zo hebben enkele Republikeinse staten in de VS wetgeving ingevoerd die het gebruik van ESG-criteria bij overheidsinvesteringen verbiedt. Dat neemt niet weg dat de algemene trend richting duurzaamheid een zeer duidelijke is.  

4: Welke maatstaven zijn er voor de duurzaamheid van beleggingsproducten?

Financiële instellingen die in de EU opereren, moeten bepaalde duurzaamheidsinformatie verstrekken over hun beleggingsproducten en -strategieën. Dit komt voort uit de Sustainable Finance Disclosure Regulation (SFDR) van de EU, onderdeel van het Sustainable Finance Action Plan (SFAP). Dat plan is aangenomen in 2018 door de Europese Commissie, als onderdeel van de bredere EU-strategie om klimaatverandering en andere duurzaamheidsuitdagingen aan te pakken.

Het doel is om kapitaalstromen te heroriënteren naar duurzamere investeringen en duurzaamheid te integreren in het risicobeheer van bedrijven. Het maakt deel uit van de bredere doelstelling van de EU om tegen 2050 klimaatneutraal te zijn. Transparantie is hierbij een sleutelbegrip: beleggers en klanten moeten beter geïnformeerd worden over de mate van duurzaamheid van financiële producten en fondsen.

De SFDR-verordening, die sinds 10 maart 2021 van kracht is, verplicht financiële instellingen (zoals vermogensbeheerders, beleggingsfondsen en verzekeraars) om openheid te geven over duurzaamheid. Het doel is het verminderen van informatie-ongelijkheid met de eindbelegger. De regelgeving schrijft marktdeelnemers voor hoe zij informatie openbaar moeten maken over duurzaamheidskenmerken en -doelstellingen.

Op productniveau zijn er in de SFDR drie typen producten. Het onderscheid is bedoeld om de verschillende verplichtingen te duiden:

1. Artikel 6 SFDR – Grijze fondsen

  • Producten die geen duurzame investeringsdoelstellingen hebben of die geen milieu- of sociale kenmerken promoten.
  • De uitgevende instellingen moeten beleggers informeren over de belangrijkste duurzaamheidsrisico’s waaraan hun producten blootstaan en wat het mogelijke effect daarvan is op het rendement.

2. Artikel 8 SFDR – Lichtgroene fondsen

  • Fondsen die geen duurzame doelstelling hebben, maar wel positieve milieu- of sociale kenmerken promoten.
  • Deze fondsen hebben niet per se duurzame beleggingen als hoofddoel, maar duurzaamheid (zoals milieuvriendelijke productie of maatschappelijk verantwoord ondernemen) speelt wel een rol bij de selectie van de effecten.

3. Artikel 9 SFDR – Donkergroene fondsen

  • Fondsen die worden gedefinieerd als “producten die duurzaam beleggen als doel hebben en die beleggen in een economische activiteit die bijdraagt aan een ecologische doelstelling, zoals blijkt uit het feit dat de ondernemingen waarin is belegd praktijken op het gebied van goed bestuur volgen”.
  • Bijna alle beleggingen binnen dit fonds moeten bijdragen aan een duurzame doelstelling (bijvoorbeeld CO₂-reductie of biodiversiteit).
  • Dit is de hoogste standaard op het gebied van duurzaamheid binnen SFDR.

Zelfs als een product niet als duurzaam wordt gepromoot, moet het duidelijk maken hoe duurzaamheidsoverwegingen worden behandeld of uitleggen waarom deze niet relevant zijn. Dit moet de transparantie vergroten en greenwashing tegengaan.

Geen keurmerk

De SFDR-classificatie is niet bedoeld als keurmerk, maar deze wordt in de praktijk vaak wel op die manier gebruikt in marketingmateriaal. Duurzaamheidsimpact wordt daarbij soms te positief voorgesteld, dus greenwashing blijft een potentieel probleem. Aan de andere kant zijn de extra regels die gelden voor Artikel 8- en Artikel 9-producten voor aanbieders aanzienlijk. Naleving brengt veel extra kosten met zich mee.

De Nederlandse toezichthouder AFM heeft ook enkele kritiekpunten op de SFDR-labels. Die hebben geleid tot meer gestructureerde transparantie, maar de informatie is moeilijk te begrijpen, vooral voor particuliere beleggers. Het onderscheid tussen Artikel 8- en Artikel 9-producten is volgens de AFM onduidelijk. In Effect 4 kunt u lezen hoe dit in de praktijk uitpakt en hoe etf’s met duurzaamheidskenmerken aanzienlijk kunnen verschillen.

5: Welke standaarden gelden voor bedrijven zelf?

De Europese Unie loopt voorop in het ontwikkelen van regelgeving rond duurzaamheid en verantwoord ondernemen. Recent zijn er belangrijke veranderingen doorgevoerd in deze regelgeving, die op drie hoofdpunten rust:

Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD)
Een nieuwe EU-richtlijn die grote bedrijven verplicht over duurzaamheid te rapporteren. Voor wie? Voor grote beursgenoteerde bedrijven, banken en verzekeraars geldt deze vanaf boekjaar 2024.

Een bijzonder aspect is de dubbele materialiteit: een onderneming moet hierbij de klimaatimpact twee kanten op analyseren (dubbele materialiteit). Enerzijds moeten de organisaties de invloed beoordelen die ze hebben op mens en milieu. Denk aan schade aan de natuur of schendingen van mensenrechten. Anderzijds moeten ze beoordelen wat de impact is van milieu-ontwikkelingen en sociale kwesties op de eigen organisatie.

EU Taxonomie
Een standaardkader voor duurzaamheidsrapportage. Het heeft als doel om te zorgen dat bedrijven en financiële instellingen op dezelfde manier over duurzaamheid rapporteren, zodat vergelijking mogelijk is. Grote bedrijven en financiële ondernemingen moeten specifieke informatie rapporteren over de mate waarin hun economische activiteiten als ecologisch duurzaam worden beschouwd volgens de criteria van de EU Taxonomie.

Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD)
Een richtlijn die bedrijven verplicht zorgvuldig onderzoek (due diligence) te doen naar duurzaamheids- en mensenrechtenkwesties in de toeleveringsketen.

Op 26 februari publiceerde de Europese Commissie het nieuwe Omnibus-pakket.

Het doel is om de regeldruk voor bedrijven te verlagen en de efficiëntie van duurzaamheidsrapportages te verhogen, waarbij wel wordt vastgehouden aan de kernprincipes van de Europese Green Deal. De Europese Commissie verwacht een jaarlijkse besparing aan administratieve lasten van ongeveer 6,3 miljard euro.

De rapportages op basis van de CSRD gelden nu alleen nog voor Europese bedrijven met meer dan duizend werknemers en meer dan 50 miljoen euro omzet of een balanstotaal van minstens 25 miljoen euro. Het aantal bedrijven dat binnen de scope valt, daalt daarmee met zo’n 80 procent ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel. Voor bedrijven die niet in de EU gevestigd zijn, geldt nu dat zij aan de CSRD moeten voldoen als zij minimaal 450 miljoen euro omzetten in de EU. De rapportageverplichting gaat in vanaf boekjaar 2028.

Net als bij de CSRD worden de verplichtingen van de EU Taxonomie beperkt tot de grootste bedrijven. Ook de CSDDD-vereisten zijn gereduceerd en geharmoniseerd. Organisaties moeten nu uitsluitend onderzoek verrichten op het niveau van de eigen activiteiten en van hun directe zakenpartners, met eens in de vijf jaar een periodieke evaluatie, in plaats van ieder jaar. De daadwerkelijke toepassing van deze richtlijn voor de eerste golf bedrijven is uitgesteld tot 2028.

Deze aanpassingen moeten echter nog worden goedgekeurd door het Europees Parlement en de EU-lidstaten voordat ze van kracht worden.

Veel andere regio’s en landen vertrouwen op vrijwillige standaarden, zoals het Global Reporting Initiative. Duurzaamheidsfactoren worden steeds crucialer voor financiële prestaties, wat betekent dat zeker grote beursbedrijven rapportages zullen verwerken in hun verslaggeving.

6: Wat brengt de toekomst?

Sommige beleggers hebben zorgen over de politieke verschuivingen, die de ontwikkelingen op het gebied van duurzaamheid kunnen ondermijnen. Het is echter waarschijnlijker dat veel duurzame trends, zoals de energietransitie en de ESG-integratie doorzetten. Technologische innovaties, maatschappelijke druk en de toenemende erkenning van duurzaamheidsrisico’s door bedrijven zelf dragen hieraan bij, ongeacht tijdelijke politieke tegenwind.

Rapportage biedt inzicht in de huidige duurzaamheidspraktijken en -prestaties, en vormt zo de basis waarop verdere verplichtingen en doelstellingen kunnen worden vastgesteld. De bedrijven die op dit moment al goed scoren en de zaken op orde hebben, lopen minder kans op schadeclaims in de toekomst.

Meer regelgeving is daarbij niet altijd beter. De vermindering van administratieve lasten in het EU Omnibus-pakket kan meer kapitaal vrijmaken voor innovatie en de duurzame transitie, en de vereenvoudiging kan leiden tot meer gerichte en relevante rapportages van de grootste bedrijven. Aan de andere kant is het eerst instellen en later weer afzwakken van verplichtingen niet goed voor de voorspelbaarheid en stabiliteit die bedrijven graag zien. Er is wisselend gereageerd op de plannen.

De VEB heeft in haar Speerpuntenbrief 2025 beursgenoteerde ondernemingen verzocht “de materiële gevolgen, risico’s én kansen die worden geïdentificeerd (…) transparant en concreet uiteen te zetten. Bij deze rapportage hoort ook een waarheidsgetrouwe beschouwing van duurzaamheidsaspecten die nog niet (volledig) in kaart zijn gebracht.” 

Dit artikel is met toestemming overgenomen van de VEB-website.

Share Button