
Bron
Tweede Kamer
Het afschaffen van fiscale voordelen voor groen sparen en groen beleggen zal ingrijpende gevolgen hebben voor groene investeringen in Nederland. Dat blijkt uit een nadere analyse die staatssecretaris Van Oostenbruggen van Financiën naar de Tweede Kamer heeft gestuurd.
De verlaging van de vrijstelling voor groen sparen en beleggen zorgt naar verwachting voor een forse daling (schatting: 30-37%) van het ingelegd vermogen in 2025 door met name een verschuiving van de inleg van vermogende spaarders en beleggers van de huidige naar de verlaagde vrijstellingsgrens. Wetenschappelijke experts geven aan dat er een significante elasticiteit zit op groen sparen en beleggen, mede doordat groene spaarders en beleggers relatief eenvoudig hun inleg kunnen verlagen en met hun overige vermogen op andere manieren rendement kunnen proberen te halen. Het is onzeker hoe snel de omvang van het ingelegd vermogen van deze daling herstelt, maar het is de verwachting dat het gedaalde ingelegde vermogen vanaf 2026 niet zo maar weer toeneemt. En als weer een toename wordt ingezet, zal het naar verwachting nog meerdere jaren duren voordat de omvang van het ingelegd vermogen weer op het huidige niveau ligt.
Op de korte termijn zal de combinatie van een lager ingelegd vermogen en langlopende huidige financieringscontracten tot gevolg hebben dat er in ieder geval in 2025, maar mogelijk ook nog daarna, geen tot weinig nieuwe groenprojecten gefinancierd zullen gaan worden. Concreet betekent dit dat in 2025 maximaal 1.450 groenprojecten met een totaal projectvermogen van c.a. € 1,6 miljard niet voor groenfinanciering in aanmerking zullen komen en daardoor mogelijk niet uitgevoerd zullen worden. Dit zal ten koste gaan van nieuwe, kansrijke en tegelijkertijd risicovolle innovatieve ontwikkelingen in sectoren zoals biobased bouwen, waterstof en geothermie. Groenbanken en -fondsen zien mogelijkheden om dergelijke projecten te financieren maar zullen dit op korte termijn door gebrek aan ingelegd vermogen niet kunnen doen. Op de (middel)lange termijn betekent een lager ingelegd vermogen dat er jaarlijks ook minder groenprojecten gefinancierd kunnen worden. Hoeveel minder en hoe lang dit aanhoudt zal grotendeels afhangen van hoe hard het ingelegd vermogen in 2025 daalt en hoe dat vermogen zich vervolgens in de jaren daarna ontwikkelt.
Er zijn op dit moment geen aanwijzingen dat groenbanken en -fondsen hun activiteiten door de verlaging van de vrijstelling volledig zullen beëindigen. Wel is het te verwachten dat zij zullen krimpen waardoor medewerkers met kennis en expertise over de financiering van duurzame innovatieve projecten verplaatst zullen worden naar andere afdelingen. Dit zal de zoektocht naar kwalitatief goede en impactvolle groenprojecten in de toekomst lastiger maken. Bovendien bestaat hiermee een verhoogd risico dat de financiering van meer complexe projecten, waar de ondernemer op advies van het groenfonds een extra inspanning doet om aan de eisen van de Regeling groenprojecten te voldoen, onder druk komt te staan. Hierdoor zullen ook de beoogde innovatie en milieueffecten die met de groenprojecten gerealiseerd worden naar verwachting lager zijn.
Door een lager aanbod aan financiering en het verhoogde risico op minder risicovolle en innovatieve groenprojecten zal bovendien de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de Regeling groenprojecten (en daarmee Groen Beleggen) worden aangetast. Groenbanken, groenfondsen en de experts vinden het onbegrijpelijk dat een bewezen doelmatig en doeltreffend beleidsinstrument, dat aansluit bij zowel de Nederlandse als de Europese beleidsdoelstellingen én een unieke waardevolle toevoeging is op het beleidsinstrumentarium, wordt versoberd. Vooral ook omdat de verlaging van de vrijstelling naar verwachting een meerjarig effect heeft op het ingelegd vermogen en de financiering van groenprojecten.
Tot slot ervaren de groenbanken en -fondsen de overheid als onbetrouwbaar, omdat het politieke besluit om de vrijstelling voor groen beleggen te verlagen plotseling en onverwachts kwam. De verlaging kwam bovenop de al bestaande onzekerheid rond de toekomst van box 3 en belemmert groenbanken en -fondsen bij hun bedrijfsvoering van groenfinanciering.