(Gepubliceerd in Het Financieele Dagblad van 15 oktober 2002).
Twee jaar is er aan gewerkt. Het Orange Sense Fund. Het is het eerste duurzame beleggingsfonds voor Europese kleine en middelgrote bedrijven.
Het is jammer dat de financiële markten er niet meer zo florissant bij staan. Maar dat kan het enthousiasme van de vaders van het Orange Sense Fund van Kempen Capital Management niet drukken. Zelfs de vraag waar je in ’s hemelsnaam zestig Europese kleine en middelgrote duurzame ondernemingen vandaan kunt halen – zo groot is het aantal in het fonds – beantwoordt Allaart Horst, directeur institutional relations van Kempen blijmoedig. ‘We zijn begonnen met een universum van 6000. We zitten nu op 200 waar we uit kunnen kiezen.’
Eerlijkheid gebiedt natuurlijk te zeggen dat de kleine en middelgrote ondernemingen in het nieuwe duurzaam beleggingsfonds (nog) niet 100% scoren op sociale en ethische eisen en op milieueisen. Piet de Groot, directeur van SNS Asset Management, is met zijn team verantwoordelijk voor de selectie van de bedrijven op basis van duurzame criteria. ‘Het verschil met de al bestaande duurzame beleggingsfondsen is dat wij aan de bedrijven een aantal minimumeisen stellen waaraan ze moeten voldoen voordat ze toegelaten worden tot het duurzame universum.’
De duurzaamheidsanalisten van SNS hebben niet alle 6000 kleine en middelgrote bedrijven hoeven onderzoeken. Kempen, die gespecialiseerd is in het selecteren van en beleggen in dit soort bedrijven, had al een eerste keuze van 550 gemaakt. Dat nam niet weg dat het een zware klus was om duurzaamheidsinformatie boven tafel te krijgen. Horst: ‘Kleine bedrijven zijn financieel transparanter en makkelijker te onderzoeken omdat ze klein zijn en vaak regionaal gericht. Ze hebben bijvoorbeeld geen dochters in verre landen. Maar als het gaat om milieuprestaties, sociale afspraken en bedrijfscodes dan is hun informatie verre van transparant. Deze ligt niet vast op één plek in het bedrijf.’ ‘Bovendien’, zo vult De Groot aan, ‘heel veel bedrijven hebben nog geen idee dat ze al wat doen op het duurzaamheidsgebied. We hadden een speciale vragenlijst gemaakt voor de kleine en middelgrote ondernemingen. Het kwam dus voor dat sommige directeuren met die vragenlijst in de hand door het bedrijf liepen om de voor ons noodzakelijke informatie overal vandaan te halen.’
De duurzaamheidsscreening gebeurt op drie gebieden: sociaal (arbeidsomstandigheden, veiligheid, non-discriminatie, diversiteit en dergelijke), milieu (milieumanagement, -belasting, -verslaglegging et cetera) en algemeen maatschappelijk, zoals bedrijfscodes. Daarnaast zijn bedrijven die wapens produceren of verhandelen uitgesloten en kan kinderarbeid een reden zijn om een bedrijf niet mee te nemen.
Soms zijn er bedrijven die nog niet helemaal aan de criteria voldoen, maar wel de potentie hebben om toegelaten te worden en die interessant zijn om in te beleggen. Die krijgen dan een jaar de tijd om zich te verbeteren. De Groot: ‘Dat noemen we de ”engagement procedure”. We geven dan advies welke prestaties verbeterd moeten worden om toch opgenomen te worden in onze groep van duurzame ondernemingen.’ Horst: ‘Dat werkt heel goed met kleine en middelgrote ondernemingen. Wij zijn natuurlijk een belangrijke belegger en het is voor de bedrijven interessant omdat ze niet alleen aantrekkelijker worden voor de belegger, maar zelf ook een beter inzicht krijgen in hun bedrijf.’
De expertise voor de selectie op basis van financiële performance zit bij Kempen Capital Management. Kempen heeft een naam hoog te houden met verschillende fondsen die beleggen in kleine en middelgrote ondernemingen. Verantwoordelijk voor de beleggingen in kleine en middelgrote Europese bedrijven is Neil Dunn, directeur van Kempen Capital Management UK, samen met zijn negen portfoliomanagers. Zij kijken of de door SNS geselecteerde bedrijven ook goede financiële prestaties leveren. De ondernemingen die op beide gebieden goed scoren, komen in het fonds. Dat zijn er nu ruim 120. De uiteindelijke selectie wordt eind oktober gemaakt. Bij slechte financiële performance of verslechterende duurzaamheidsprestaties vliegt het bedrijf er uit.
Goede kanshebbers zijn onder meer de Belgische kabelmaker Bekaert, die thans bezig is met het ontwikkelen van een foto-voltaïsche cel voor het uiterst efficiënt opwekken van zonne-energie. Ook chemieconcern Kemira en maker van sluitwerk Kaba zijn kansrijk.
Over de vraag of kleine en middelgrote duurzame bedrijven door alle financiële schandalen en de slechtere economische omstandigheden sexier zijn geworden voor beleggers, moet Dunn heel even nadenken. ‘Ze hebben natuurlijk door de beursdaling een lagere waardering, maar de grootste groeipotentie. Ja, eigenlijk zijn ze heel sexy.’
Marleen Janssen Groesbeek