(Gepubliceerd in Het Financieele Dagblad van 13 november 2001).
Steeds meer pensioenfondsen overwegen in hun (beleggings)beleid rekening te houden met niet-financiële criteria (sociaal en milieu; ook wel duurzaamheidscriteria). Het doel is om daarmee een duurzame ontwikkeling te stimuleren en een bredere invulling te geven aan hun maatschappelijke verantwoordelijkheid.
Zijn de gedaalde aandelenkoersen en daarmee de dalende solvabiliteit van pensioenfondsen een reden om hiervan af te zien? Om deze vraag te beantwoorden is het van belang de effecten te inventariseren van het gebruik van duurzaamheidscriteria op de huidige samenhang van de verplichtingen, beleggingen, premiehoogte, -stabiliteit en het indexeringsniveau oftewel de ALM-performance.
Pensioenfondsen kunnen op vele manieren rekening houden met de gedefinieerde duurzaamheidscriteria. Ten eerste kan dit door de beleggingstitels binnen de verschillende beleggingscategorieën te rangschikken aan de hand van de duurzaamheidscriteria en bij het samenstellen van de portefeuille te streven naar een beleggingsportefeuille die een hogere duurzaamheidsscore kent dan de benchmark.
Zo is het mogelijk de benchmark te ’tracken’ en daarbij de duurzaamheidsscore van de portefeuille te maximaliseren. Daarnaast hanteren veel pensioenfondsen een actief beleggingsbeleid om de gestelde benchmark te verslaan binnen duidelijk vastgestelde risicokaders. Het is mogelijk een risicokader vast te stellen dat zowel recht doet aan de noodzakelijke financiële bewegingsvrijheid voor de manager als zoveel mogelijk aan het gewenste duurzaamheidsprofiel. De praktijk wijst uit dat het op die manier mogelijk is de benchmark te verslaan zonder rendement te laten liggen.
Verder bestaat er de mogelijkheid om actiever om te gaan met de aandeelhoudersrechten door ondernemingen aan te spreken op hun maatschappelijk gedrag en op die manier bedrijven in een duurzamere richting proberen te bewegen.
Bij deze benaderingswijzen is een extra maatschappelijke performance mogelijk zonder kortetermijneffecten op de ALM-performance.
Een andere invalshoek is de beleggingstitels op voorhand te splitsen in duurzaam en niet- duurzaam en uitsluitend te beleggen in de duurzame titels. Als de splitsing niet is gebaseerd op het huidige risicokader kan dit tot gevolg hebben dat het rendement-risicoprofiel structureel afwijkt van de huidige situatie.
Een veel gehoord argument bij de voorstanders van duurzaam beleggen is dat het op termijn extra rendement oplevert. Alhoewel het gebruik van duurzaamheidsinformatie een potentiële bron is voor het beter kunnen waarderen van bedrijven en daarmee voor het realiseren van een outperformance, wil dit niet zeggen dat het rendement van duurzame ondernemingen hoger is bij een gelijk risico. Het zou een ‘free lunch’ zijn wanneer duurzame bedrijven bij hetzelfde risico een structureel hoger rendement kennen. Een eventueel hoger of lager rendement moet volgens de beleggingswetten gepaard gaan met een hoger of lager risico. Het is zaak een mogelijk structureel ander rendement-risicoprofiel eerst te testen op het ALM-niveau. Het duurzame rendement-risicoprofiel eventueel in combinatie met het ‘ duurzaam tracken’ van de huidige benchmark zijn dan aparte beleggingscategorieën. Mogelijk kan een duurzame beleggingsmix leiden tot een betere ALM-performance. Deze ALM-test is echter niet te realiseren, omdat er geen langjarige rendement-risicokarakteristieken van duurzaam beleggen bekend zijn. En wanneer deze bekend zijn, moeten die nog overeenkomen met het gewenste duurzaamheidsprofiel.
Mede hierdoor zijn de risicokaders van het huidige beleggingsprofiel leidend bij de splitsing tussen duurzaam en niet- duurzaam . Naarmate de kenmerken (verdeling over sectoren, landen, valuta, marktkapitalisatie) van het duurzame universum meer overeenkomen met de huidige benchmark zal dit een kleiner effect hebben op de ALM-performance.
Welke andere structurele gevolgen kan een duurzamere ontwikkeling van de maatschappij hebben voor de economie en daarmee voor de ALM-performance? Wat zullen onder meer de gevolgen zijn voor de economische kracht en stabiliteit van de wereld, Europa en Nederland, voor de arbeidsmarkt, de prijs- en looninflatie en voor de financiële situatie van de overheid en daarmee voor de toekomstige hoogte van de AOW? En welke gevolgen heeft dit voor de individuele deelnemer? Mogelijk zal een betere financiële situatie van de overheid lagere belastingen tot gevolg hebben en een stabielere economie leiden tot betere ontplooiingskansen en in het algemeen tot een betere kwaliteit van leven.
Dit soort structurele effecten is lastig te onderbouwen, maar dit is nog geen reden om er niet bij stil te staan. Het kan mogelijk zijn dat de structurele effecten leiden tot een absoluut lagere opbrengst van beleggingstitels, maar dat zij positief uitwerken op de langetermijn-ALM-performance en op de individuele rechten van de deelnemers. Dat kan als de verplichtingen in absolute termen minder sterk stijgen of door een lagere volatiliteit op de kapitaalmarkten .
Er zijn diverse gradaties, invalshoeken en keuzes mogelijk om verantwoord een duurzame solvabiliteit te creëren. Een eerste veilige stap zonder noemenswaardige effecten op de huidige ALM-performance is het optimaliseren van de maatschappelijke performance binnen het huidige rendement-risicoprofiel zonder dit profiel aan te tasten. Welke stappen nog meer zullen worden gezet, zal mede afhankelijk zijn van de creativiteit, het vertrouwen in de toekomst en de aandacht voor de behoeften van toekomstige generaties bij de betrokkenen in de (pensioen)wereld en de mate van de gewenste maatschappelijke performance.
Door Marcel de Berg RBA,eigenaar van Your Good Choice
zie www.duurzaamvermogensbeheer.nl