Moeten pensioenfondsen verplicht worden ‘ethisch’ te beleggen? Nee, zegt de liberale politicus. Diens socialistische collega vindt van wel.
De ‘ontdekking’ dat pensioenfondsen onder meer beleggen in de wapenindustrie heeft geleid tot veel Haagse commotie. CDA en PvdA roepen om openheid van pensioenfondsen en dreigen met extra regelgeving. Een vreemde reactie van de coalitiepartijen: pensioenfondsen worden immers bestuurd door dezelfde sociale partners waarin de nieuwe regering zegt zo veel vertrouwen te hebben. Erger is dat deze opstelling consequenties kan hebben voor het rendement, en daarmee de belangen van de deelnemers kan schaden.
Er is niets tegen openheid over beleggingen. Ook staat het deelnemers vrij om hun mening kenbaar te maken over het gevoerde beleid. Maar wanneer ‘duurzaamheid’ boven rendement wordt geplaatst, rijst de fundamentele vraag: kunnen werknemers en bedrijven nog langer wettelijk worden verplicht tot deelname in een pensioenfonds wanneer deze niet meer als primaire doelstelling heeft om een optimaal rendement te behalen? De wettelijke verplichtstelling is immers allereerst gebaseerd op het argument dat werknemers, indien ze volledige keuzevrijheid hebben, niet of onvoldoende reserveren of te riskante beleggingsstrategieën volgen.
De oplossing die daarvoor in Nederland is gekozen – verplichte deelname van werknemers indien een bedrijf of bedrijfstak een pensioenfonds heeft – is verstandig en voorkomt Engelse toestanden. Boven op deze verplichte deelname voor werknemers kent Nederland een tweede verplichting. Als een bedrijfstak een pensioenfonds heeft, moeten bedrijven daar ook aan deelnemen, tenzij ze met succes dispensatie claimen.
De VVD heeft vanouds grote bezwaren tegen deze tweede verplichting. Waarom wordt een bedrijf dat toevallig actief is in een bepaalde bedrijfstak verhinderd op zoek te gaan naar maatwerkoplossingen? Bovendien brengt de combinatie van beide verplichtingen ook risico’s met zich mee: pensioenfondsen worden niet meer scherp gehouden door de tucht van de markt.
In dit wankele evenwicht tussen voor- en nadelen van verplichte deelname wordt met vuur gespeeld door de eerder genoemde politieke partijen. De verplichting om ‘duurzaam’ te beleggen zal het vertrouwen in het pensioensysteem onvermijdelijk ondergraven. Deze verplichting is immers alleen nodig wanneer er twijfel is over de rendementen van ‘duurzame’ bedrijven, anders zaten ze wel in de beleggingsportefeuille. Daarmee worden werknemers gedwongen genoegen te nemen met suboptimaal rendement over een essentiële voorziening: het pensioen. Dat is voor de VVD onacceptabel. Wettelijk verplichte deelname is alleen verdedigbaar als de werknemer ook zeker kan zijn dat het pensioenfonds een heldere doelstelling heeft: optimaal rendement.
Als werknemers zelf graag willen beleggen in ‘duurzame’ bedrijven (wat dat dan ook moge zijn), bestaat daar geen bezwaar tegen. Ook met een deel van het pensioenvermogen zou dit wat de VVD betreft kunnen, door de verplichte deelname voor individuele werknemers te beperken tot een bepaald deel van het loon. Bijvoorbeeld het premieloon, dat ook voor sociale verzekeringen wordt gehanteerd.
Daarboven kunnen mensen zelf kiezen tussen beleggingscategorieën, een systeem dat een aantal pensioenfondsen overigens al kent. Op deze manier krijgen werknemers keuzevrijheid zonder dat hun hele oudedagsvoorziening gevaar loopt, en ontstaat een gezonde prestatieprikkel voor pensioenfondsen. Dit geeft ook antwoord aan de liefhebbers van ‘duurzaam’ beleggen: geef mensen de keuze, maar verplicht ze niet.
Stef Blok is woordvoerder pensioenen van de Tweede- Kamerfractie van de VVD.