Toen de Nederlandse pensioenfondsen onder vuur kwamen te liggen over hun beleggingsbeleid, was Harry Hummels al bezig hun duurzame beleggingen in kaart te brengen. Een aantal heeft al een duurzaam beleid, maar zo te beleggen is lastig.
Harry Hummels is hoogleraar duurzaam beleggen aan de Universiteit Maastricht. Hij doet al jaren onderzoek naar de inspanningen van institutionele beleggers op het gebied van duurzaam en ethisch beleggen, voorheen aan de universiteit van Nyenrode.
Toen half maart het televisieprogramma Zembla een aantal grote pensioenfondsen aan de schandpaal nagelde wegens hun beleggingen in fabrikanten van landmijnen en clusterbommen en bedrijven die het niet zo nauw nemen met de inzet van kinderarbeid, was hij een van de eersten die op de bres sprong voor de pensioenfondsen.
Het is niet voor niets dat hij in zijn jongste onderzoek naar de duurzame en ethische activiteiten van pensioenfondsen – met de intrigerende titel ‘De kracht van pensioenfondsen’ – het beeld gebruikt van het halfvolle en het halflege glas. Voor de deskundigen die zich al lange tijd met duurzaam en ethisch beleggen bezighouden, is het glas halfleeg: de pensioenfondsen hadden al veel eerder hun macht en hun invloed in de vorm van het geld dat ze beheren kunnen aanwenden om de kwaliteit van de samenleving te bevorderen. Het glas is daarentegen al snel halfvol voor degenen die de discussie over wat duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord nu precies is, een moeilijk debat vinden.
Volgens Hummels ligt het nog genuanceerder. Hij concludeert dat pensioenfondsen anno 2007 verantwoord ondernemen als onderdeel van hun beleggingsbeleid serieus nemen. Zij hechten belang aan sociale, ethische en milieuvriendelijke prestaties van de ondernemingen waarin ze beleggen. Ze voelen zich verantwoordelijk voor het bevorderen ervan en willen deze verantwoordelijkheid ook omzetten in beleid. En ze hebben geen moeite om zich te verantwoorden tegenover hun deelnemers. ‘Maar’, zo zegt Hummels, ‘het is als hardlopen met een vol glas water. Er verdwijnt nogal wat water, doordat er onderweg wordt gemorst. Aan de eindstreep is het glas daardoor vrijwel leeg.’
Hummels noemt twee soorten lekmomenten: een operationaliseringslek en een implementatielek. Een bekend voorbeeld van het eerste lek is het beleid van PGGM voor beleggen in wapenfabrikanten. Het pensioenfonds voor werknemers in de zorgsector sluit bedrijven uit die meer dan 50% van hun omzet halen uit productie of handel in wapens. PGGM hanteert dit ruime criterium, omdat het beleggingsuniversum dan niet te klein wordt en houdt daarmee het beleggingsrisico binnen de perken. Daar staat tegenover dat het als norm voor ethisch beleggen als inhoudelijke en scherpe maatschappelijke keuze aan betekenis inboet.
Wat opvalt aan het operationaliseringslek, zo blijkt uit het onderzoek van Hummels, is dat pensioenfondsen die aangeven geen duurzaam of ethisch beleggingsbeleid te hebben, als argument aanvoeren dat zij bang zijn dat die vorm van beleggen ten koste zal gaan van hun rendement. Terwijl van de pensioenfondsen die wel zo’n beleid hebben er een aantal is dat wel degelijk een positief rendementsverband ziet met het laten meewegen van niet-financiële criteria. Bovendien zijn de pensioenfondsen die in gesprek gaan met een onderneming over haar prestaties, strategie en beleid (engagement) in staat een betere koppeling te maken met financiële en niet-financiële eisen.
Het implementatielek is op te delen in drie onderdelen: het categorielek, het portefeuillelek en het praktijklek. Pensioenfondsen beleggen in verschillende categorieën. De milieucriteria, sociale en ethische criteria worden niet toegepast op vastrentende waarden en vastgoed, eigenlijk alleen op aandelen. Maar ook weer niet op alle bedrijven en niet op alle regio’s. Hummels: ‘Het vermogen dat dus belegd wordt overeenkomstig niet-financiële uitgangspunten wordt daarmee sterk gereduceerd.’
De laatste druppeltjes verdwijnen wegens het praktijklek: gebrek aan tijd, hoge uitvoeringskosten en terughoudende vermogensbeheerders houden een degelijk duurzaam beleggingsbeleid van pensioenfondsen tegen. Maar volgens Hummels kunnen de pensioenfondsen het huidige debat niet meer ontlopen. ‘Zij hebben de ethische verantwoordelijkheid om het vermogen zorgvuldig te beheren, zoals een goed huisvader betaamt. Want wat hebben de deelnemers eraan als hun pensioen op een financieel goede wijze is belegd, maar de kwaliteit van de samenleving achteruit is gegaan. Pensioenfondsen hebben met hun gigantische vermogen ook de macht om die positief te beïnvloeden met goede beleggingen, in beide betekenissen van het woord.’