Met de invoering van de Sustainable Finance Disclosure Regulation (SFDR) per 10 maart jongstleden zou het voor de eindbelegger transparanter moeten worden hoe financiële marktpartijen duurzaamheidsrisico’s en -kansen opnemen in hun beleggingsbeslissingen. Dat geldt ook voor wat betreft het doorgronden van wat de impact is van deze beslissingen op het rendement.
Er is sprake van een mooi voornemen waar ik voor de volle 100% achter sta, aangezien ik mij al jarenlang hard maak voor meer transparantie in de financiële sector (in mijn tijd bij Morningstar vooral ten aanzien van managertransparantie en helderheid met betrekking tot beleggingsdoelstellingen).
Het feit dat de SFDR ook helpt om greenwashing tegen te gaan, is een extra reden om positief te zijn over dit initiatief.
Praktijk is weerbarstig
Helaas is de praktijk weerbarstig en het is de vraag of de eindbelegger er op dit moment al iets mee is opgeschoten. Dat is aan de ene kant te wijten aan het feit dat de technische standaarden (oftewel de Level 2 Regulatory Technical Standards) pas zouden volgen na invoering van de Level 1-wetgeving.
Deze weeffout maakt dat de sector niet in detail weet wat precies ingeregeld moe(s)t worden, met als gevolg dat marktpartijen bepaalde zaken zelf zijn gaan interpreteren. Het additionele risico is dat de inregeling (deels) opnieuw moet worden gedaan wanneer de technische standaarden wel definitief zijn.
Het feit dat de publicatie van deze technische standaarden keer op keer wordt uitgesteld door Brussel helpt niet en maakt de periode van ‘het zelf maar interpreteren van’ alleen maar langer.
Een andere zorg vanuit de fondsenindustrie is dat – naast dit uitstel – er kennelijk ook interpretatieverschillen zijn tussen de verschillende regelgevers/toezichthouders in de verschillende EU-lidstaten. Dit lijkt mij niet wenselijk in een pan-Europese fondsenmarkt, waar veel fondsen cross-border worden verkocht en de eindbelegger er wat mij betreft vanuit mag gaan dat met dezelfde maten is gemeten.
Fondsindustrie mag ook in de spiegel kijken
Tegelijkertijd wijst de toezichthouder AFM – in haar Implementatie SFDR Rapport van september – terecht ook met de vinger naar de fondsindustrie. In het rapport concludeert zij dat:
- De integratie van duurzaamheidsrisico’s in beleggingsbeleid kan duidelijker.
- De invulling van transparantieverplichtingen volgens Artikel 8 of Artikel 9 kan duidelijker.
- Doelstellingen van fondsen zijn vaak (te) breed geformuleerd.
In een meeting georganiseerd door DUFAS op 11 november lichtte de AFM bovenstaande observaties toe met een aantal concrete voorbeelden.
Bijvoorbeeld als het gaat om de integratie van duurzaamheidsrisico’s:
- Onvoldoende (aldus de AFM): een fondsmanager geeft een algemene interpretatie van het begrip ESG-integratie en stelt verder dat het fonds ernaar streeft beleggingen te kopen die bijdragen aan een duurzame beleggingsdoelstelling en dus een lager duurzaamheidsrisico hebben dan beleggingen die deze risico’s buiten beschouwing laten.
- Voldoende (aldus de AFM): een fondsmanager beschrijft de mogelijke acties die portefeuillemanagers kunnen ondernemen om de geïdentificeerde duurzaamheidsrisico’s te integreren in hun beleggingsbeslissingen. Denk aan het bepalen van de belangrijkste bronnen van de duurzaamheidsrisico’s, het onderzoeken van risicoconcentraties over portefeuilles, het beoordelen of het risico voldoende wordt beloond door verwachte rendementen en of maatregelen om het risico te mitigeren moeten worden overwogen.
Of als het gaat om de duurzame beleggingsdoelstelling van een Artikel 9 fonds:
- Onvoldoende (aldus de AFM): een fonds heeft tot doel te beleggen in entiteiten die duurzaam bestuur nastreven (…). Het fonds streeft naar een lagere CO2-voetafdruk dan de (niet-duurzame) index. Het fonds sluit entiteiten uit die betrokken zijn bij controversiële activiteiten.
- Voldoende (aldus de AFM): een fonds belegt in bedrijven die actief bijdragen aan het realiseren van maatschappelijke doelen en duurzame praktijken op het gebied van goed bestuur. Het fonds sluit entiteiten uit die ernstig afwijken van de door de beheerder geformuleerde duurzaamheidsdoelstellingen op het gebied van milieu en sociale ontwikkeling.
Alhoewel een deel van deze punten het resultaat is van het feit dat de technische standaarden nog ontbreken en marktpartijen zelf invulling moesten geven aan de ‘hoog over’-wetgeving mag de sector ook wel eens goed in de spiegel kijken.
Het feit dat de Europese Commissie greenwashing heeft geconstateerd en daar mede aan de hand van deze nieuwe wetgeving iets aan wil doen, heeft de sector ook aan zichzelf te danken. Ik heb in het verleden regelmatig groene en/of duurzame fondsen gezien waar anders dan het woordje ‘sustainable’ in de fondsnaam, weinig duurzaams aan te ontdekken viel.
Overheidsingrijpen was kennelijk nodig om aan deze praktijken een eind te maken. Wel jammer dat de hele sector daarmee negatief wordt afgeschilderd en we daar nu allemaal onder moeten lijden.
Vooral vooruit kijken
Maar goed, het is nu te laat om met de vinger te wijzen naar de ‘schuldigen’ en het heeft ook weinig zin. Laten we vooral vooruit kijken en er nu het beste van maken. Dat betekent mijns inziens dat beide partijen (Brussel, toezichthouders en asset managers) grote stappen vooruit moeten gaan zetten.
Brussel moet de markt zo snel mogelijk duidelijkheid geven ten aanzien van de invulling van de technische standaarden en te rapporteren indicatoren. En wij moeten als sector aan de bak om het vertrouwen te behouden en waar nodig terug te winnen. Transparant zijn, vragen stellen waar het nog niet duidelijk genoeg is en zorgen dat de eindbelegger weet waar hij of zij voor kiest.
San Lie, Head of Portfolio Management bij ASN Impact Investors
Dit artikel is eerder gepubliceerd op de website van Financial Investigator