De groeiende wereldbevolking, stijgende energieprijzen en de veranderende eetgewoonten hebben wereldwijd tot een snel opkomende vraag naar plantaardige oliën geleid. Dit heeft echter een prijs: afbraak van regenwouden, uitsterven van bedreigde dier- en plantsoorten en exploitatie van grote monocultuurplantages.
Dit zijn één voor één redenen om aandacht te besteden aan de negatieve milieutechnische en maatschappelijke impact van palmolie. De financiële gevolgen van de impact op het milieu en de maatschappij zijn echter onderbelicht. Palmoliebedrijven worden vaak direct voor beleggingen uitgesloten, maar is dit wel de juiste oplossing voor verdere verduurzaming? Er is vanuit beleggers en financiers toenemende druk ontstaan om milieuvriendelijke en maatschappelijk verantwoorde productiemethoden in te zetten.
Palmolie is een plantaardige olie die uit de palmvrucht wordt gewonnen; deze palmvrucht groeit aan de Afrikaanse oliepalmboom. Door het succes van het gewas zijn gronden vrijgemaakt en bossen gekapt voor het opzetten van oliepalmplantages, met name in Maleisië en Indonesië. Ontbossing voor de productie van palmolie heeft echter geleid tot grote problemen, zoals landroof en klimaatverandering. Dit heeft ertoe geleid dat diverse organisaties voor een volledig verbod op deze olie pleiten.
Duurzame productie van palmolie is niet alleen belangrijk om de negatieve impact op onze planeet te vermijden, maar is ook vanuit beleggingsrisico relevant. Het Wereld Natuur Fonds (WNF) heeft bijvoorbeeld al in 2012 vijf categorieën materiële risico’s voor palmoliebedrijven met niet-duurzame praktijken onderscheiden.
Het WNF noemt in haar rapport meerdere manieren waarop wanpraktijken een negatief effect op de productiviteit en uiteindelijk op de opbrengsten kunnen hebben. Zo kunnen (wanneer de biodiversiteit niet op een bepaald niveau wordt gehouden) bepaalde dieren, die zorgen voor natuurlijke ongediertebestrijding, verdwijnen. Dat leidt tot hogere kosten en het risico op verontreiniging vanwege het gebruik van pesticiden. De plantages blijven daarnaast uiterst arbeidsintensief en met de toegenomen mobiliteit van de arbeiders wordt een goed personeelsbeleid steeds belangrijker als het verloop moet worden teruggedrongen en de productiviteit op hetzelfde niveau gehouden dient te worden.
De kritiek is op de productiemethode gericht, maar niet op de palmolie zelf. Palmolie heeft een toekomst als de productie ervan maar duurzaam plaatsvindt; deze zienswijze wordt door internationale organisaties zoals Conservation International en het WWF onderschreven. Bovendien vereist de productie van palmolie veel minder grond dan andere gewassen om dezelfde hoeveelheid olie te produceren. Vergeleken met andere grote oliehoudende gewassen (koolzaad, soja en zonnebloemen) is palmolie de plantaardige olie met veruit de hoogste opbrengst (zie figuur 1) en daarom vormt het voor lage-inkomensgroepen over de hele wereld een belangrijk voedingsproduct.
ACTIAM is van mening dat we op een omslag naar duurzame palmolie kunnen aandringen door met palmolieproducenten samen te werken (in plaats van ze direct voor beleggen uit te sluiten). Hierdoor zal uiteindelijk een duurzame handel in palmolie ontstaan, waar bedrijven, beleggers en de samenleving baat bij hebben.
Figuur 1: Opbrengst per hectare plantaardige olie
Bron: Oil World 2016
Premie voor vrijwillige certificering is slechts een deel van de oplossing
De verschuiving naar duurzame palmolieproductie wordt door meerdere initiatieven ondersteund. De Roundtable on Sustainable Palm Oil (RSPO) wordt gezien als de organisatie met de sterkste certificeringsregeling voor de grondstof. De RSPO is in 2004 opgericht en loopt sindsdien voorop in het creëren van een geaccrediteerde duurzame palmoliesector. Tegenwoordig worden door de RSPO meer dan 4.000 leden bij elkaar gebracht, van producenten en handelaren tot beleggers en winkelketens.
De vrijwillige normen van de RSPO houden een verbod in op het aanplanten op veengronden en andere koolstofrijke bodems en een verplichting voor bedrijven om beleid op het gebied van brandpreventie in te voeren, de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, werknemers een leefbaar loon te betalen en niet aan de ontbossing bij te dragen. Na certificering kunnen palmolietelers een kleine extra premie voor hun producten ontvangen. Tegelijkertijd leveren ze een positieve bijdrage, bijvoorbeeld aan het beschermen van tropische regenwouden, waarin enorme hoeveelheden koolstofdioxide (CO2) zijn opgeslagen.
In november 2018 heeft de RSPO nieuwe certificeringsnormen goedgekeurd en vastgesteld. Wij onderschrijven deze nieuwe normen als een belangrijke stap voorwaarts in het streven naar een duurzame sector. We delen echter wel de constatering van ngo’s dat er nog altijd ruimte is voor verbetering waar het gaat om transparantie en de motivatie om de normen na te leven.
Zo staat de RSPO voor de uitdaging om ervoor te zorgen dat de door haar gecertificeerde palmolie steeds beter tot de plantages en de fabrieken terug te herleiden is. Om doelmatiger te kunnen werken, moet de RSPO dan ook haar controle- en handhavingssysteem versterken.
Tegelijkertijd blijkt uit onderzoek dat de kosten vooraf en de terugkerende kosten van de RSPO-certificering moeilijk opwegen tegen de financiële voordelen, met name voor kleine boeren. De meeste telers zien de RSPO-certificering dan ook als niet te rechtvaardigen kostenpost. De premie voor gecertificeerde olie is namelijk betrekkelijk laag: naar schatting slechts 1% tot 4% van de prijs voor ruwe palmolie. Vanwege de investeringen en de terugkerende kosten van de productie van gecertificeerde palmolie is een positieve businesscase voor gecertificeerde palmolie niet altijd onmiddellijk zichtbaar (bron: Salman 2017).
Duurzame praktijken als ‘licence to operate’
Wanneer de certificeringsnormen niet breder worden aangenomen, kunnen ontbossing en schendingen van landrechten binnen de palmolieproductie voortduren. Een opslag op de prijs en toegang tot de markt zijn evenwel niet de enige drijvende krachten achter de invoering van duurzame praktijken.
Voor reeds gecertificeerde bedrijven is het grootste risico dat het lidmaatschap van de RSPO wordt opgeschort. Deze straf lijkt misschien mild, maar hij brengt een financieel risico met zich mee dat goed geïllustreerd wordt door het geval van de IOI Corporation. In maart 2016 werd IOI tijdelijk door de RSPO geschorst vanwege houtkap in strijd met het beleid van de RSPO. De aandelen IOI daalden daardoor met 18% en de onderneming verloor 26 grote zakelijke klanten (bron: Chain Reaction Research 2016).
Voor beleggers in en financiers van de palmoliesector tonen deze voorbeelden aan dat milieugerelateerde en maatschappelijke kwesties ook financiële gevolgen hebben. ACTIAM werkt daarom onder de vlag van de werkgroep Principles for Responsible Investment (PRI) van de Verenigde Naties samen met andere beleggers (met een totaal belegd vermogen van USD 2,5 biljoen) om op dit gebied bewustzijn te creëren. Zo heeft de werkgroep in november 2018 met plaatselijke Maleisische banken gesproken om te verkennen welke mogelijke stappen de banken en beleggers zouden kunnen nemen om deze risico’s beheersbaar te maken. Mogelijke stappen zijn onder meer het ontwikkelen van duurzaamheidsbeleid, het doorlichten van portefeuilles en het in gesprek gaan met palmolieklanten om hun hervormingen te ondersteunen. Grote tegenstellingen tussen palmolietelers en de beleggers en financiers kunnen tot duurdere financiering en een dalend klantenbestand leiden voor bedrijven die niet duurzamer gaan werken.
Hoewel het hier slechts om de eerste stappen gaat, wordt door kennis en technologie de weg vrijgemaakt voor een beter begrip van de materiële risico’s en een betere beheersing daarvan. Bedrijven zoals Satelligence maken bijvoorbeeld gebruik van satellietbeelden en kunstmatige intelligentie om de teelt van de oliepalm op veengronden, een activiteit waarbij veel CO2 wordt uitgestoten, op te sporen. Door de combinatie van financiële gegevens en verbeterde transparantie in de sector zal duurzame palmolie uiteindelijk niet slechts een administratieve handeling zijn ten behoeve van de certificering, maar een onvermijdelijke exercitie worden en een ‘licence to operate’.
Gooi je door te beleggen in palmoliebedrijven olie op het vuur, waardoor de negatieve gevolgen voor milieu en maatschappij in stand gehouden worden? Juist door je als actief aandeelhouder op te stellen en je als belegger actief te bemoeien met de productiemethode van palmolie door de keten heen, draag je bij aan de verdere verduurzaming van beleggingsportefeuilles en de maatschappij!
Ruud Hadders, Responsible Investment Officer bij ACTIAM