De CO2-voetafdruk van de wereldwijde financieringen van Nederlandse financiële instellingen is minstens 82 megaton. Een interview met econoom Danijela Piljic van De Nederlandsche Bank (DNB).
De CO2-voetafdruk van de wereldwijde financieringen en beleggingen van Nederlandse financiële instellingen is ten minste 82 megaton. Dat is een behoorlijk zware voetafdruk, toch?
“Ja. Die 82 megaton is vergelijkbaar met de helft van de CO2-uitstoot van heel Nederland. Dit illustreert de enorme omvang van de CO2-uitstoot van de wereldwijde financieringen van Nederlandse financiële instellingen. Dat hebben we als volgt berekend: voor woninghypotheken, aandelen, bedrijfsobligaties en bedrijfsleningen hebben we de CO2-uitstoot toegerekend aan de financiële instelling naar rato van hun financiering. Vanwege databeperkingen is de CO2-voetafdruk niet volledig te berekenen. We weten bijvoorbeeld niet wat de CO2-uitstoot is van het mkb. Onze verwachting is dan ook dat de CO2-uitstoot in de praktijk nog groter dan 82 megaton zal zijn.”
Hoe groot is het risico van de overgang naar een CO2-neutrale economie voor financiële instellingen?
“Zij lopen een aanzienlijk risico met de overgang naar een klimaatneutrale economie: het zogenoemde transitierisico. Denk hierbij aan verhoogde krediet- en marktrisico’s als gevolg van onverwachte of voortijdige afschrijvingen op hun financieringen van en afwaarderingen van hun beleggingen in CO2-intensieve activiteiten. Hoe groot deze transitierisico’s in de praktijk worden, hangt voor een belangrijk deel weer af van het klimaatbeleid van overheden. Een minder strikt klimaatbeleid leidt op korte termijn tot kleinere transitierisico’s. Maar dan is later harder overheidsingrijpen nodig en dat leidt uiteindelijk tot grotere transitierisico’s. Uit onze studie blijkt dat transitierisico’s de komende jaren verder toenemen. Dit betekent overigens niet dat financiële instellingen hun beleggingen in CO2-intensieve bedrijven per se moeten afbouwen. Ze kunnen deze bedrijven ook via bijvoorbeeld engagement bewegen om hun CO2-intensieve activiteiten af te bouwen en te investeren in CO2-arme alternatieven.”
Financiële instellingen vinden het lastig om hun duurzaamheidsrisico’s te meten vanwege de beperkte beschikbaarheid van consistente en betrouwbare data. DNB spoort ze aan om niet te wachten totdat perfecte data beschikbaar zijn, toch?
“Dat klopt. We verwachten dat instellingen duurzaamheidsrisico’s meten ook al zijn de data beperkt. Instellingen kunnen gebruikmaken van bijvoorbeeld schattingen, stresstesten en scenarioanalyses. De ervaring leert dat data beter worden door ermee aan de slag te gaan. En er zijn initiatieven voor betere data en geharmoniseerde standaarden. Zo werkt de International Financial Reporting Standards Foundation aan een geharmoniseerde wereldwijde rapportagestandaard.”
Uit jullie onderzoek komt ook naar voren dat financiële instellingen duurzaamheid maar beperkt meenemen in risicobeheer en strategie. Hoe zit dat?
“Uit een enquête onder 127 Nederlandse financiële instellingen blijkt dat ze zich wel bewust zijn van de duurzaamheidsrisico’s. Maar slechts een minderheid neemt deze risico’s expliciet mee in hun risicobereidheid: 30% van pensioenfondsen, 22% van de verzekeraars en 10% van de banken. Ook het gebruik van relevante maatstaven voor duurzaamheidsrisico’s is nog volop in ontwikkeling. Opvallend is ook dat een minderheid van de instellingen in hun analyses onderscheid maakt tussen de transitierisico’s van de klimaatverandering en de fysieke risico’s, zoals schade door extreem weer.”
Gaat DNB in het toezicht hierop actie ondernemen?
“Ja. DNB komt volgend jaar met concrete verwachtingen voor financiële instellingen voor de integratie van duurzaamheid in hun risicobeheer, strategie, governance en rapportage. De intentie is om, voor zover mogelijk, consistent te zijn met de toezichtverwachtingen van de ECB voor de grote Europese banken. Daarbij houdt DNB natuurlijk rekening met de specifieke kenmerken van de andere Nederlandse financiële instellingen. Uiteraard zal dit in consultatie met de financiële sector plaatsvinden.”