AFM-bestuurvoozitter Laura van Geest schrijft een column in het Financieele Dagblad (FD). Deze keer over hoe groene financiering klimaatbeleid slechts kan ondersteunen. De originele column is in het FD te lezen.
Groene financiering is geen alternatief voor klimaatbeleid
‘Het moge duidelijk zijn: het gaat niet de goede kant op met het klimaat. Er moet iets veranderen, maar willen we dat ook echt? Een samenleving volgens net-zero principes is echt iets anders dan lekker doorleven, maar dan zonder CO2- uitstoot. Veranderen gaat niet vanzelf. Het vraagt beleid en draagvlak.
Het economenhandboek zegt dan: beprijzen, reguleren en infrastructuur creëren. Dat is geen populaire boodschap. Bedrijven willen misschien wel transformeren, maar zijn beducht voor hun concurrentiepositie. Consuminderen is geen dominante trend. We willen wel windenergie, maar die molen hebben we liever niet in ons eigen uitzicht. De noodzaak van klimaatbeleid wordt in abstracto misschien onderschreven, maar verder is het draagvlak ongewis.
Makkelijk alternatief
‘Groene’ financiering dreigt nu te verworden tot het makkelijke alternatief voor lastige beleidskeuzes. Regelgeving instellen over de transparantie van groene financiering, zoals de Europese SFDR (Sustainable Finance Disclosure Regulation) en de CSRD (Corporate Sustainability Reporting Directive), is relatief pijnloos, vergeleken met normering hoe de stikstof- en CO2-uitstoot terug te brengen in de landbouw, of bestaand vastgoed energiezuiniger te maken. Die laatste vraagstukken zijn duidelijk weerbarstiger. Bij gebrek aan draagvlak is de focus van politiek beleid al snel verlegd.
De pijlen dan maar richten op duurzaam beleggen? Is dit de makkelijke weg om de duurzaamheidsdoelen te behalen? Dat valt te bezien. Want vanuit duurzaamheidsoogpunt is de crux voor beleggen additionaliteit of impact.
Bij additionaliteit maken beleggers investeringen mogelijk die anders geen financier zouden hebben gevonden. Maar de situatie is nu doorgaans dat vermogensbeheerders beleggen in grote bedrijven waarvoor het vinden van kapitaal veelal geen belemmering is. Dat is dus geen recept voor additionaliteit.
Dominante strategie
Ook engagement is een weg. Beleggers kunnen bedrijven via actieve betrokkenheid overtuigen dat ze hun bedrijfsmodel moeten aanpassen (denk daarbij aan hun stemgedrag bij de aandeelhoudersvergadering). Handelen uit engagement kan effectief zijn, maar die effectiviteit is lastig aan te tonen. Bovendien is ESG-duurzaamheid (wat staat voor Environmental, Social and Governance) geen eendimensionaal begrip. Als je bijvoorbeeld de sluiting van een kolenmijn financiert, scoor je goed op klimaat (E), maar wellicht minder goed voor de werknemers (S).
Kies je als belegger voor engagement, dan zit je onvermijdelijk in bedrijven en activiteiten waar je nu nog niet tevreden mee bent. Dat voelt minder goed. Zo bezien contrasteert engagement met een strategie van uitsluiting, het niet-opnemen van vervuilende bedrijven in de beleggingsmix. Maar uitsluiting is alleen effectief als kapitaal schaars is voor het uitgesloten bedrijf. Als verandering je doel is, is uitsluiting daarom hoogstens een sluitstuk van een engagement-strategie.
Toch lijkt in een verkenning van de Autoriteit Financiële Markten dat uitsluiting, niet impact door engagement, op dit moment de dominante strategie van de vermogensbeheerders is. Mogelijk komt dit doordat zij zoeken naar een goede manier om engagement te verantwoorden.
Geen randvoorwaarde
De hoofdmoot van de duurzame fondsen heeft een nette ESG-score dankzij beleggingen in techbedrijven. Toch zegt dat weinig over hun impact op de klimaattransitie. Hier staat tegenover dat particuliere beleggers juist zeggen te streven naar impact. Duurzaamheid is voor hen het doel, niet de randvoorwaarde en al zeker geen bijvangst.
Bij doorvragen lijkt daar sprake van verwarring. Retailbeleggers verwachten impact te maken door te beleggen in duurzame bedrijven. Additionaliteit staat bij hen minder scherp op het netvlies. Particuliere beleggers lijken bovendien ontvankelijk voor de ‘groene gloed’. Ze kijken niet of hun belegging licht- of donkergroen is. De consument laat zich in het algemeen meer leiden door de naam van het fonds of de website, dan door de achterliggende documentatie. Allemaal ingrediënten voor een voorspelbare teleurstelling.
Klimaatverandering komt eraan. Dat betekent dat ons gedrag moet veranderen. Als beleggers en kredietverschaffers gezamenlijk optrekken, kunnen zij bedrijven en consumenten helpen de transitie in te zetten. Additionaliteit is daarbij de sleutel, en ja, dat betekent ook ‘engagement’ met partijen die anders in de wedstrijd zitten. Dat kan alleen als je goed kunt verantwoorden wat de daadwerkelijke impact is van je belegging.
Maar zelfs in het ideale scenario waarin de financiële marktpartijen eendrachtig hun beste beentje voor zetten, is duurzame financiering niet het makkelijke alternatief voor klimaatbeleid. Zonder lastige beleidskeuzes komen we er niet.’