Duurzaam beleggen heeft de afgelopen jaren steeds meer belangstelling gekregen van beleggers, regelgevers en de media. In diezelfde periode was er een trend naar passief beleggen en die lijkt niet af te zwakken. Het combineren van duurzaam en passief beleggen kan echter behoorlijke uitdagingen opleveren. Passieve replicatie van een reguliere benchmark leidt automatisch tot exposure naar bedrijven met niet-duurzame activiteiten en dat staat de transitie naar een duurzamere wereld juist in de weg. Tegelijkertijd zorgt het volgen van ‘duurzame’ indices vaak voor portefeuilleverschuivingen en een ander risico-rendementsprofiel dan traditionele benchmarks. Daarnaast zijn er grote verschillen tussen duurzame benchmarks (of ESG-benchmarks). Om met beleggingen in duurzame bedrijven benchmarkrendementen te behalen, is een combinatie nodig van een passieve aanpak en slimme duurzame selectie.
“Het oplossen van deze uitdagingen vereist een gedisciplineerde aanpak en actieve besluitvorming over duurzaamheid”, aldus Jeroen Bos, Head of Specialised Equity & Responsible Investing bij NN Investment Partners (NN IP). Het is niet gemakkelijk om het juiste evenwicht te vinden. Toch kan een portefeuille die hierin slaagt een ideale passieve bouwsteen zijn in het kader voor assetallocatie dat veel institutionele beleggers gebruiken. We spraken Bos onlangs over de uitdagingen bij passief duurzaam beleggen, waar beleggers rekening mee moeten houden en hoe ons duurzame enhanced-aanbod deze uitdagingen tackelt.
Waar lopen beleggers tegenaan als zij zowel passief als duurzaam willen beleggen?
Beleggers die passief een benchmark volgen, hebben beperkte mogelijkheden om ervoor te zorgen dat hun overtuigingen op het gebied van duurzaamheid in hun portefeuilles tot uitdrukking komen. Passieve replicatie van de MSCI World-index of de MSCI Europe-index leidt automatisch tot beleggingen in bedrijven met activiteiten die vaak als niet-duurzaam worden gezien, zoals steenkool, tabak, wapens en gokken. Deze bedrijven lopen ook het risico dat zij negatief in het nieuws komen door ESG-controverses en handelen mogelijk in strijd met de principes van de UN Global Compact. Hierdoor lopen beleggers reputatierisico en komen hun overtuigingen vaak niet volledig terug in hun portefeuilles, in een tijd waarin velen zich steeds meer richten op duurzaamheidskwesties.
In de afgelopen jaren zijn er nieuwe duurzame indices gekomen die een oplossing lijken te bieden, maar ook het passief volgen van deze indices zorgt voor uitdagingen. Ze hebben vaak aanzienlijke sectorvoorkeuren, bijvoorbeeld een onderweging in traditionele energie. Dit resulteert in een heel ander risico-rendementsprofiel dan de reguliere benchmarks. De tracking error – het verschil in financiële performance ten opzichte van de reguliere benchmark – kan voor deze indices aanzienlijk zijn, soms zelfs meer dan 5%. Dit is voor institutionele beleggers doorgaans niet acceptabel als zij kiezen voor passief beleggen in het kader van asset liability management (ALM) en strategische assetallocatie (SAA).
Ten slotte zijn er oplossingen die actieve duurzame mogelijkheden bieden met een risico/rendement vergelijkbaar met een traditionele benchmark. Deze zijn echter ook in vele smaken verkrijgbaar, die niet altijd aansluiten bij de duurzaamheidswaarden van beleggers en toch kunnen zorgen voor exposure naar ongewenste beleggingen. Dit is het resultaat van de ESG-scores en -data waarmee het duurzame universum is samengesteld, in combinatie met de methodiek van de vermogensbeheerder. Standaard ESG-gegevens zijn vaak gebaseerd op het feit dat een bedrijf een ESG-beleid heeft en de inhoud van dat beleid, niet op het feitelijke gedrag van het bedrijf. Het is daarom niet altijd een goede weergave van hoe duurzaam een bedrijf werkelijk is.
Bovendien is er een lage correlatie tussen de ESG-scores van verschillende dataproviders. Daardoor kunnen de verschillen tussen beleggingen in passieve duurzame oplossingen aanzienlijk zijn. Zo kan het percentage uitgesloten aandelen per aanbieder nogal verschillen. Sommige sluiten slechts 5% van het universum uit, terwijl andere bijna 75% uitsluiten en dus veel explicietere duurzame keuzes maken. Dit blijkt bijvoorbeeld duidelijk uit een recent geval, waarbij bepaalde passieve duurzame fondsen een controversiële olie- en gasmaatschappij in hun portefeuilles hadden opgenomen, terwijl andere deze hadden uitgesloten.