Wat is er nodig voor een meer duurzame toekomst? Er wordt al veel gesproken over de energietransitie en daar ook in geïnvesteerd. Daarnaast zijn er nog twee transities waar Van Lanschot Kempen zich op wil richten. Dat zijn de voedseltransitie, voor een meer diverse en gezondere voedselproductie, en de materiaaltransitie, die ervoor moet zorgen dat materialen langer en meer circulair worden gebruikt. Ook deze transities vragen aandacht en kapitaal. Maar hoe beleg je hierin? Portefeuillemanager Herman Kleeven van Van Lanschot Kempen geeft een voorbeeld van beleggen in de materiaaltransitie.
De laptop of telefoon waar je dit verhaal op leest, de tafel waar je aan zit, het kopje koffie dat je vasthoudt, het lepeltje én het koekje erbij: vrijwel alles wat wij in het dagelijks leven gebruiken is gemaakt van materialen en gewassen die geproduceerd worden met behulp van natuurlijke hulpbronnen. De afgelopen jaren wordt echter de keerzijde van economische groei en de constante exploitatie van deze hulpbronnen steeds meer zichtbaar: vervuiling, uitputting van de aarde, afname van de biodiversiteit en klimaatverandering door de uitstoot van schadelijke stoffen. Om een leefbare omgeving te behouden, is een meer duurzame en circulaire productie en consumptie van groot belang: zie hier de noodzaak van de materiaaltransitie. Deze moet ervoor zorgen dat mensen minder materialen gebruiken en meer circulair produceren en consumeren.
Footprint én handprint
Met de noodzakelijke transities in gedachten kijkt het Van Lanschot Kempen Sustainable Equity team met een brede blik naar de bedrijven in hun portefeuille. ‘Wij willen dat meer bedrijven die zijn opgenomen in het fonds middels hun producten op de langere termijn bijdragen aan de transities’, vertelt portefeuillemanager Herman Kleeven. ‘Ons perspectief is daarom aan het verschuiven: keken wij eerst vooral naar de voetafdruk van een bedrijf, onder andere naar de uitstoot, nu geven wij ook de ‘handprint’ meer aandacht dan voorheen. Dat betekent dat wij meer focussen op wat voor producten de onderneming maakt en hoe deze zich verhouden tot de transities.’ Een voorbeeld van een bedrijf dat aansluit bij het transitiedenken is het van oorsprong Deense Novozymes. Wereldleider in biologische oplossingen om materialen te verbeteren, minder schadelijk of langer houdbaar te maken. Dat gebeurt vooral met behulp van microben en enzymen, eiwitten die een product of industrieel proces kunnen versnellen zodat er minder chemicaliën nodig zijn.
Van brood tot biobrandstof
De lijst met toepassingen is lang. Enzymen kunnen worden gebruikt in de landbouw – bijvoorbeeld om het gebruik van kunstmest fors te verminderen, en in de voedselindustrie – onder andere om de voedingswaarde van etenswaren te verbeteren en om producten op een natuurlijke wijze langer houdbaar te maken en zo verspilling te voorkomen. Maar enzymen worden óók ingezet om groenere en efficiëntere wasmiddelen te produceren, plastic flesjes te recyclen en schonere biobrandstof te maken. Novozymes zegt dat het in 2022 65 miljoen ton CO2 heeft helpen besparen door de productie van schonere biobrandstof met lage CO2 uitstoot mogelijk te maken. Dit komt overeen met de emissies van 27 miljoen auto’s. En dat is slechts een greep uit de mogelijkheden. Miljarden mensen gebruiken op vrijwel dagelijkse basis een product dat met behulp van Novozymes is gemaakt, schat het bedrijf zelf in. De overeenkomst tussen de toepassingen is dat er voor de productie minder water en energie hoeft te worden gebruikt én minder chemische stoffen.
Veranderende inzichten
‘Het is dus een mooi voorbeeld van een onderneming die niet alleen de materiaaltransitie, maar zelfs óók de voedseltransitie én de klimaattransitie een duwtje in de rug kan geven. En daarom past Novozymes1 goed in onze portefeuille’, aldus Kleeven. ‘Belangrijk is natuurlijk ook dat wij geloven dat bedrijven die goed voorbereid zijn op de noodzakelijk transities, het ook financieel goed kunnen doen en kunnen groeien. Een voorbeeld: Novozymes bouwt nu in de VS een fabriek voor de productie van plantaardige eiwitten. De wereldwijde vraag naar eiwitten neemt namelijk sterk toe. Als wij hier aan tegemoet willen komen en tegelijkertijd de uitstoot van CO2 willen verkleinen, zullen er meer plantaardige alternatieven voor dierlijke eiwitten moeten worden gemaakt. Eiwitten die met behulp van enzymen worden gemaakt, hebben omgerekend een 90% lagere uitstoot dan dierlijke eiwitten.’ Het team blijft wel alert. Kleeven: ‘Inzichten veranderen en maatschappelijke normen ook. Wat de ene dag nog als een stap vooruit werd gezien, kan de andere dag weer ter discussie komen te staan. Denk aan de biobrandstoffen: daar is het gesprek nog volop over aan de gang. Wij kijken ook naar de volledige keten van een bedrijf en gebruiken onafhankelijke databases en meetpunten om de duurzaamheid van de in- en output te meten, bijvoorbeeld het watergebruik en natuurlijk de CO2-uitstoot.’ ‘Zaken die in onze ogen niet helemaal goed gaan, adresseren wij door middel van engagement,’ vertelt Kleeven. ‘Wij geloven in verbetering door dialoog, maar er zullen ondernemingen zijn waar wij zonder veel spijt afscheid van kunnen nemen. Ons streven is om het percentage duurzame beleggingen in het fonds volgens de definitie van de SFDR fors te verhogen. Daar zullen wij zeker keuzes voor moeten maken.’