Na het winnen van zijn felbegeerde en langverwachte Oscar in februari, liet Leonardo DiCaprio er in zijn toespraak geen gras over groeien. ‘We moeten nu optreden tegen milieuverontreiniging en klimaatverandering, anders is het voor ons ras wellicht te laat.‘ De acteur is tevens milieuactivist en heeft zijn eigen stichting.
Nu een jaar geleden was DiCaprio één van de voorlopers in het van de hand doen van zijn aandeel in ‘verkeerde’ bedrijven. Zo besloot hij al zijn directe en indirecte beleggingen in olie-, gas- en kolenmaatschappijen te verkopen. Daarmee heeft hij de meest directe manier te pakken om bedrijven te treffen; namelijk in hun eigen vermogen.
Diverse andere partijen zijn ondertussen aangemoedigd hetzelfde te doen. Zo deed de familie Rockefeller, rijk geworden in de olie-business, eerder dit jaar afstand van al haar beleggingen in fossiele brandstoffen. Een aantal pensioenfondsen heeft eenzelfde beslissing genomen.
Veel andere organisaties durven minder snel een voortrekkersrol te nemen. Het waren daarom de studenten van Harvard die in opstand kwamen tegen de ruim 35 miljard dollar die het universiteitsfonds belegt in fossiele brandstoffen of daaraan gerelateerde ondernemingen.
Tot nu toe heeft Harvard echter nog geen stappen genomen om deze beleggingen van de hand te doen. Volgens het bestuur van de universiteit zou het instituut dan een politiek standpunt innemen en dat wil men liever niet. Echter, hoe meer dit onderwerp onder de aandacht komt, hoe groter de kans dat men deze keuze wel zal moeten maken. Het Britse Cambridge besloot onder enorme druk van studenten en hoogleraren de beleggingen in kolen en teerzanden te staken. Wel blijft men vooralsnog investeren in olie- en gasbedrijven.
Kortetermijnsuccessen zijn echter niet het belangrijkste doel. Milieubewegingen hebben voor ogen beleggers (meer) bewust te maken van hetgeen ze stimuleren met hun investeringen. Als grote beleggers namelijk zouden afzien van het investeren in fossiele energie, of liever nog; zouden draaien naar alternatieve energie, dan houden de niet-duurzame praktijken vanzelf op.
Het doel van deze activistische partijen is dat veel van de fossiele energiebronnen uiteindelijk helemaal niet uit de grond gehaald worden. Dat kan zijn om redenen van een anders niet-in-de-hand-te-houden klimaatverandering, maar dus ook door druk van buitenaf, politieke interventie of een goed(koper) alternatief. Men noemt deze fossiele brandstoffen ook wel ‘gestrande bezittingen’. Dat houdt in dat bepaalde voorraden die nu op de balans staan, snel in waarde kunnen dalen als een dergelijk scenario werkelijkheid wordt.
De moeilijk te winnen olievoorraden, en daarmee de duurste om op te pompen, zullen dan in de grond blijven zitten. Ook in gebieden waar politieke onrust heerst of bij ondernemingen die al jaren moeite hebben om toestemming te krijgen om een bepaalde grondstof te delven, zal men wachten met investeren.
Iets wat niet wordt opgegraven of opgepompt, kan ook niet gebruikt worden. Dat betekent dat het niet winnen ervan in theorie de klimaatverandering zou kunnen afremmen. Ik ben echter van mening dat er eveneens moet worden gekeken naar landbouw, voedselvoorziening en eetpatronen. De grondstoffen- en energiesector zijn namelijk niet de enige (grote) vervuilers van deze planeet.
Het akkoord dat vorig jaar in Parijs werd gesloten is er duidelijk over; de gemiddelde temperatuur op aarde mag niet meer dan 2 graden Celsius stijgen. We moeten meer doen dan maar zien waar het schip strandt. Voor dit besef blijft een betere voorlichting nodig; zowel aan beleggers en investeerders als aan de consument. Het zijn echter ook concrete stapjes die beleggers kunnen doen in de richting van een schonere wereld.
Martine Hafkamp, eigenaar Fintessa Vermogensbeheer